Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4(1787)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] In de mei. Een fragment. I. De Lente keert! 'k zie alles blij herleeven; 't Gevlokte vee springt op. Hoe sierlijk staat het groen van deze dreeven! Hoe zwelt die roozenknop! Wie kan 't gebloemt' zoo juist schakeeren, Daar vorm en kleur elkaar trotseeren! II. Het spitse gras berst door de harde kluiten, En weeft een groen tapijt. Al 't bosch herleeft, daar 't blaadjen, in 't ontspruiten; De basten opensplijt. Hoe staat de heining ginds te bloozen, Van persiken en abrikoozen! [pagina 105] [p. 105] III. Ginds staat de peer met bloesemrijke toppen, De kers bloeit hagelwit, En de appelboom ontsluit de blonde knoppen, Daar bouheers hoop in zit; Zoo rups, of vlieg, of felle stormen 't Aanminnig wezen niet misvormen. IV. Zie 't pluimgediert' door jonge blad'ren springen, 't Luikt op in de eerste lent'. Ai hoor het in de lucht weêr vrolijk zingen, Elk aan zijn' toon gewend. Wien zou, daar duizend orgels speelen, Een redelijk gezang verveelen. V. Wist Epikteet ons dit reeds aan te prijzen: 'k Zal op die toonen staan. ‘Een nachtegaal looft God op zijne wijzen; Een zwaan gelijk een zwaan: Ik wil een bet'ren lofzang leeren, Ik wil de Godheid reed'lijk eeren.’ [pagina 106] [p. 106] VI. Mijn God! wie kan uw Majesteit beseffen! Men moet uw mogendheên, Uw wijsheid, trouwe en goedheid, blij verheffen, Door alle de eeuwen heen: Daar alle uw wonderbaare werken Ons die zoo duid'lijk op doen merken. Vorige Volgende