Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4
(1787)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina XIX]
| |
Korte inleiding tot het accompagneeren der recitativo's,
| |
[pagina XX]
| |
niet naar de aangewezen maat, maar naar den Spreeker richten. | |
§. 2.Om den Zanger beter te ondersteunen, en hem zijn toon, zoo te zeggen in den mond te leggen, moet een Accompagnateur dikwijls van de gewoone Regels des basso continuo afwijkenGa naar voetnoot(a), en in 't aanslaan der harmonie of accoorden, dezelve, nu hoog nu dan laag neemen; op dat, zoo veel als mogelijk is, de noote der Zangstem, ook de hoogste van het aangeslaagen accoord zij; terwijl ze daar het best en duidelijkst te hooren is. | |
§. 3.Als het Recitativo langzaam voortgaat, of dat de Bass geheele noten heeft; moet men niet met enkele slangen der accoorden, maar harpeggiando (dat is te zeggen: de tot de harmonie behoorende toonen, met beide handen na malkander aanslaande) accompag- | |
[pagina XXI]
| |
neeren, naar maate de Zanger gaauw of langzaam spreeken moet. | |
§. 4.Bij eene gaauwe declamatie, moet de Accompagnateur niet harpeggieren; maar de accoorden met slegts enkele en volle slagen met beide handen aangeeven. | |
§. 5.Het aanslaan eenes nieuwen accoords, moet, zoo rasch als de voorige harmonie ten einde is, op 't gaauwste geschieden; om den Zanger de noote van het volgende accoord behoorlijk en bij tijds aan te geven. | |
§. 6.Eind'lijk, om dat het Recitativo niet gezongen, maar met muzijkaale toonen gedeclameert word; moet de Accompagnateur zich wagten van eenige hoe ook genaamde versiersels te gebruiken; want het accompagneeren eener zangstem in 't algemeen, dient alleen om den Zanger te helpen ondersteunen, en hem nooit verlaatende den regten toon aan te geven. |
|