Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 3(1765)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Het vrolijk leeven en sterven van een christen. Zangw: Gavotta van Chilcot. Concerto 2. I. Vrolijk vrolijk, is het leeven Van 't om hoog verlicht gemoed. Wat zou ons de waereld geeven, Daar de hoogte ons daalen doet? God wil 't hart om hoog verheffen; 't Hoog' kan hier de ziele treffen, En zij springt van blijdschap op. Daaltze laager, 't heilbeseffen Beurt haar weêr tot's Hemels top. Daaltze laager enz. II. Vrolijk vrolijk, moet men zingen, En verheffen 's Hemels lof; Door de ruime starrekringen Van het hooge hemelhof. Durft dees aarde hooger klimmen; Hoogten zijn hier louter schimmen, 't Zweeft en vliegt uit ons gezicht. Deeze Zon rijst uit de kimmen; Hooger klimt dit Godlijk licht. Deeze Zon enz. [pagina 159] [p. 159] III. Vrolijk vrolijk, moet men prijzen, 't Hooge van Gods majesteit, Met de keur der beste wijzen, Daar Gods hoogheid glans op spreidt. Wie zou niet zijn' naam verhoogen, Tot aan 's Hemels blaauwe boogen, Daar de ziel deez aarde ontvlugt? Is zij 't zondig stof ontvloogen, Boven leeftze in ruimer lucht. Is zij 't zondigen enz. IV. Vrolijk vrolijk, moet men danken: 't Hoogste heil komt ons te stâ. Roemt dan God met blijde klanken, Want van boven daalt genâ. Stijg, mijn aandacht, stijg naar boven. Om Gods liefde en trouw te looven, Huppelt David voor Gods troon. Wil God hemelblijdschap stooven, Hooger rijst mijn zang en toon. Wil God enz. V. Vrolijk vrolijk, moet men strijden; En al woedt de vijand fel, Vrolijk zich in God verblijden. Goëls magt verwon de Hel! Zag men Hem ten hemel vaaren: [pagina 160] [p. 160] Straks zond Hij zijn legerschaaren; 's Hemels Geest wil hulpe biên. Goël zal zijn volk bewaaren; Hen naar 't hoog vertrek doen vliên Goël zal enz. VI. Vrolijk vrolijk, stort men traanen, Daar de vreugdebron ontspringt. 't Zal den weg ten hemel baanen, Daar 't geloof in Goël zingt. Goël wil zijn volk verhoogen, Goël wil de traanen droogen, Die genâ tot paerlen stremt. Brakke traanen staan in de oogen, Daar het hart in vreugde zwemt, Brakke traanen enz. VII. Vrolijk vrolijk, is het sterven, Dat om hoog het leven geeft. 't Hemelheil, de ziel doet erven, Die in Goël boven leeft. Goël zal om hoog ons leiden; Vrolijk maakt ons dat verscheiden, Daar men stervend leeven mag. Vrolijk doet Hij ons verbeiden, 't Leven in den jongsten dag! Vorige Volgende