Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 3(1765)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Zondige gedachten. Op eene nieuwgemaakte Zangwijze. I. Wijk zwervend heir, dat mijn gebeden, Verstoort in sombere eenzaamheid, En in den drang van duizend bezigheden! Hoe menigwerf, hebt gij mij fel bestreden, Of steelswijze afgeleid! II. Gij zijt een school van vuile gieren. Gij valt op 't heilig offer neêr; Al wil ik aan uw drift geen' teugel vieren. Al jaag ik u gestaâg van de offerdieren, Gij keert gestadig weêr. III. Zoo valt de vlieg op blaauwe druiven; En op het afgemaaide zaad, Een gansche vlugt van hongerige duiven. Geen ratel of geschreeuw doet haar verstuiven; Haar doet geen molik kwaad. IV. Hoe zal ik haar geweld ontkomen! Strooit Gij, o JESUS, 't goede zaad; Haast wordt het door die vogels wechgenoomen. [pagina 118] [p. 118] Die vlugt verzelt me in 't waaken en in 't droomen. 'k Weet voor mijn ziel geen' raad! V. Wat zwerm van last'rende gedachten! Hoe woel ik in deeze enge stulp, Door eigen werk met mijn gebrooken kragten? 'k Vliê naar Gods troon; uit Salem kan ik wachten, De Goddelijke hulp. VI. 'k Zoek troost in Gods Orakelboeken; Ik vlugt naar 't stil Gethsemane; Op Golgotha zal ik een schuilplaats zoeken. Daar zwijgt het hart; daarzwijgen 's Afgronds vloeken: Daar bidt mijn JESUS meê. VII. Doe, GOEL, mij dit heir ontvlugten; Verhef mij tot het stargewelf. Gij vloekt de Hel, Gij leert voor 't zwerven duchten; Gij doet mij nog, om 't eene noodig zugten: Bepaal mij bij mij zelf! Vorige Volgende