Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 3
(1765)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
Geboortezang van een' onherboorenen.Op eene nieuwgemaakte Zangwyze.
| |
[pagina 22]
| |
Met welk een Goudelijke kunst,
Borduurde mij Gods naald!
Voor Hem verschool, noch vleesch, noch been;
Zijn oogen, nimmer stomp,
Beschouwden in de duisterheên,
Mijn' pasgevormden klomp.
IV.
Mijn pasgevormde klomp lag toen,
Bekleed in d'eersten stand;
'k Werd uit dit kleed,Ga naar voetnoot* na 's moeders voên,
Ontwonden door Gods hand.
Zoo werd het stoflijk deel, dat meest
In 't oog loopt, voortgebragt:
Maar wie, wie meldt den zuiv'ren geest?
Wie peilt de denkingskragt?
V.
Wie kent haar oorsprong? wie heur' aart?
Een geest die hooger zweeft,Ga naar voetnoot†
| |
[pagina 23]
| |
Is met ons lichaam wijs gepaard,
Daar 't ademhaalend leeft.
| |
[pagina 24]
| |
Zoo wonderlijk ben ik gemaakt;
Zoo vreeslijk was zijn werk:
Wie regt in die gedachten raakt,
Vindt daar in paal noch perk.
VI.
O kost'lijk denken, daar een ziel
Tot Gods gedachten klom!
Wanneer men hier aan 't sijf'ren viel;
Hoe groot wierd deeze som!
Maar die hier regt aan denken zal,
Moet Gij, Die eeuwig leeft,
Herscheppen, wijl een steile val
Uw werk verpletterd heeft.
VII.
Uw werk, dat eerst zoo heerlijk stond,
Is jammerlijk mismaakt;
Sind de oude hofslang, door den mond,
Is in het hart geraakt.
| |
[pagina 25]
| |
Kom dan, herstel mij naar Uw beeld,
Dat Goddelijke schoon,
Dien glans, die eigenaartig speelt
In 't wezen van Uw' Zoon.
VIII.
Ai! schep in mij een ander hart,
Verlicht mijn blind verstand;
Dan is mijn oordeel niet verward,
Mijn wil niet meer gekant.
Dat nooit mijn lichaam dienstbaar zij,
Aan de ongeregtigheid;
Dan wordt dit vrolijk jaargetij,
Met reden nooit beschreid.
IX.
Dan zal de ziel door zuiv're zugt
Gedreeven, 's HEEREN werk
Bespieg'len, daarze de aarde ontvlugt,
En stijgt door lucht en zwerk.
Dan vliegt ze op duivewieken voort;
Dan dringt ze in 't Heiligdom.
En dubb'le dag van mijn geboort',
Spreidt dan zijn' glans alom.
|
|