Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 253] [p. 253] de eigenmin, in 't Paradijs geteeld en gedoemd. Doorluchte dag! het on-weer broeit. Met d' avond huilt de wind! 'k hoor felle ratelslagen! Wat oog kan 't schitt'rend licht van 't bliksem-vuur verdragen? Tans daalt de Majesteit, terwijl de donder loeit. God roept. Zal d' Eigen - min mij tergen? Waar zijt g'o sterveling? Waar zult gij u verbergen? Vorige