Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 229] [p. 229] De Snoodheid der Godlochenende Waereld. De dwaas zegt in zijn hart ‘Daar is geen God’! Zij hebben 't al door euveldaân verdorven; Door grouwe-len, is 't goeddoen gansch verstorven; Ter-wijl men stout, en op zich zelv' verzot, met al - les spot. Vorige Volgende