| |
| |
| |
Drie en twintigste hoofdstuk.
De tribunes op het A.F.C. terrein waren langzamerhand geheel gevuld.
Keesje Brummer zat deze middag eens niet bij zijn A.F.C.-vrienden. Met Hein was hij tussen zijn vader en zijn oom Blommers gezeten. Vóór hem zaten de spelers van het vierde, het vijfde, het zesde, het zevende en alle verdere lagere elftallen en het was een gekwetter van jongensstemmen op de tribune van je welste. Zij waren allen even zeer gespannen, hoe Tom en Eddy het er zouden afbrengen. Was de roem van Tom en Eddy ook niet hun roem? Als A.F.C. II nu won zou een deel van de glorie op hen afstralen. Waren zij niet club- en klasgenoten, waren zij niet allen vrinden van de Katjang en de goalgetter?
‘Hoera! Hup A.F.C.!’ klonk het van de tribune en langs de lijntjes.
Het elftal kwam het veld opgelopen. Daar had je Tom en Eddy..... zij liepen achteraan.
‘Hup, Eddy! Hup, Katjang!’ gilden de vrinden!
Kitty Walden, Greet en Loukie van Dieren zwaaiden met hun zakdoekjes. Eddy had ze onmiddellijk in de gaten, maar hij durfde hier, tussen die spelers van het tweede, toch niet terug groeten.
‘Hup Eddy! Hup Tom!’
Het was de stem van Kees, die boven alles uitgilde.
Toen zette Kees zijn handen voor de mond en schreeuwde naar Henk, die enige rijen verder zat: ‘Fijn, hè, Henk, dat Tom nu toch meespeelt! Dat moest de Kachelpijp nou es kunnen zien!’
Een daverend gelach ging op bij het publiek om hem heen. Ieder wist, wie de Kachelpijp was en alle A.F.C.-vrinden hadden al gehoord van de avontuurlijke nachtelijke vlucht van de twee Katjangs.
Applaus klaterde nu op de tribune; het elftal van H.B.S. was op het veld verschenen.
‘Vertikkie, dat zijn mannetjesputters, zeg!’ zei Kees en hij keek merkbaar benauwd.
Ook de andere jongens waren opeens veel minder luidruchtig.
| |
| |
Wat 'n bomen van kerels waren daar bij, bij dat elftal van H.B.S.! Eddy en Tom leken nog kleiner dan zij reeds waren.
‘Nou’, merkte een dikke meneer op de tribune op - en hij wees naar een grote, zware H.B.S.-er, ‘als die reus tegen één van die krielen aanloopt, dan ligt ie zo tegen de vlakte!’
‘Hij hoeft maar te blazen, of ze liggen al onderste boven!’ lachte zijn buurman.
Kitty, die vlak voor hen zat, had het gehoord. Zij keek angstig eerst naar de reus en toen naar Eddy. O, o, wat kreeg Kitty het opeens benauwd! Ja, Kitty begreep, dat dat nog heel wat anders was dan het spelen tegen het derde van Vitesse! Zij vreesde het ergste voor Eddy.
Er was ‘getost’; de twee elftallen gingen hun opstelling innemen.
‘Je zal zien,’ zei de dikke meneer weer, ‘die H.B.S.-ers spelen alleen op hun kracht.
Wat 'n mannetjesputters. Nou, ik beklaag die twee ukken!’
Kitty beefde over haar hele lichaam. Met haar kleine, fijne handjes frommelde zij haar zijden zakdoekje in elkaar. Zij was vreeslijk zenuwachtig.
En ook Kees had het merkbaar benauwd. Hij had dadelijk gezien, dat de half back van H.B.S. een logge, zware kerel was en hij hoorde iemand achter hem zeggen, dat die vent - Van Rooy - vreselijk woest speelde.
Dat zou wat worden! Kees hield zijn hart vast!
Eddy en Tom hadden de gevreesde halfback ook in de gaten. Tom had hem in den Haag wel eens zien spelen, in het eerste. Zij begrepen beiden, dat zij 't met die half-back niet gemakkelijk zouden krijgen!
‘Laat je niet van de sokken lopen, Eddy!’ waarschuwde Tom.
‘'k Zal wel oppassen!’ antwoordde Eddy, maar hij keek toch met een zeker ontzag naar de reus daar aan de andere kant.
Zij stonden klaar, in afwachting! Daar klonk het fluitsignaal..... op hetzelfde ogenblik waren zij er al vandoor.
‘Denk er om, lui, de eerste klap is 'n daalder waard!’ had Dolf Zeeters nog gezegd, vlak voordat zij het veld ingingen. De wil, om die eerste klap toe te brengen, bezielde alle A.F.C.-ers.
Klaas Hibma, de midden-voor had de bal en ging vliegensvlug op het H.B.S.-doel af. Tom en Eddy liepen op één lijn met hem mee vooruit.
‘Hup A.F.C.!’
Donderend klonk het hun toe.
| |
| |
Daar gaf Hibma, die twee H.B.S.-ers onmogelijk meer kon ontwijken, de bal over aan Eddy, Eddy holde er mee weg.
‘Hup Eddy!’ klonk het van de tribune.
Het was de stem van Kees, die boven alles uitgilde.
‘Daar zul je 't hebben!’ zei de dikke meneer.
‘Nou krijg je de botsing!’
Ook Kitty verwachtte niet anders. Met angst en beven zag zij de vervaarlijke half-back regelrecht op Eddy toestuiven. O, o, wat klopte Kitty's hart! Haar zakdoekje stopte zij in haar zenuwachtigheid in haar mond.
Het werd even stil op de tribune. Heel het publiek zag de komende botsing en was in spanning! Wat moest dat worden? Een ieder verwachtte niet anders dan Eddy zo dadelijk over de grond te zullen zien tollen.
Maar wat was dat? Juist op het allerlaatste ogenblik trapte Eddy met zijn rechtervoet de bal naar links en sprong op zij. De H.B.S.-er stootte in de lucht en rolde op zijn neus.
Een daverend gelach klonk op van de tribune.
De bal was intussen precies voor de voeten van Tom terecht gekomen, die er in vaart langs de lijn mee vandoor ging!
Een klaterend applaus en een luid ‘Hup Katjang!’ moedigden Tom aan. Eddy draafde al weer naast Tom, gleed als een aal zo lenig langs een back en stond nu geen 10 pas van de goal. Tom had het al gezien. Handig gaf hij de bal een zetje naar links; Eddy had maar in te schieten!
Pang!..... precies in de linker boven hoek vloog de bal - onhoudbaar voor de keeper - in de goal.
Het was, of de jongens op de tribune opeens gek waren geworden.
‘Hoera! Hoera! Hoera!’
‘Hij zit! Hij zit! Hij zit!’
Het geschreeuw was oorverdovend. Twee minuten was er gespeeld en het was 1 - 0, 1 - 0 voor A.F.C.! Dat was de eerste klap, die de daalder waard was.
Hoera!
Een goal, en die goal was gemaakt door Eddy en Tom, door de ‘ukkies’!
‘Ze spelen reuze, hè, oom, reuze!’ riep Kees enthousiast.
Dokter Blommers knikte. Als oud voetballer en ‘international’ had hij het fraaie combineren van Tom en Eddy dadelijk opgemerkt.
‘Ja, ja, het is in orde!’ lachte hij. ‘Ze kunnen het!’
| |
| |
‘Ja, hè?’ riep Kees. Daarop gilde hij naar Henk: ‘Zeg, Henk, het is fijn, hè? Dat was 'n pracht goal, wat?’
Kees was zo uitgelaten, dat zelfs Kitty en de meisjes Van Dieren hun deel kregen. En dat was wat voor iemand als Kees.
‘Mooi, hè, Kitty?’ schreeuwde hij en toen gilde hij nog eens, ‘Hoera!’
Hij was nu al - na die paar minuten - schor. Hij had zich verschreeuwd! Maar gelukkig, er waren nog genoeg jeugdige A.F.C.-ers om het van hem over te nemen.
Ze waren al weer aan het spelen en een ogenblik leek het zo waar, dat het opnieuw een zelfde gangetje zou gaan. Voordat Van Rooy met zijn zware lichaam tegen Eddy aan kon botsen, zat de bal al weer bij Tom, maar nu was het Straatsma, de back - ook al zo'n reus - die Tom de weg versperde. Hij kwakte met zijn volle gewicht tegen de veel kleinere Katjang, die onderste boven vloog, wat voor de A.F.C.-supporters reden genoeg was om 'n partijtje te gaan fluiten.
‘Dat is nou maar onzin!’ vond de dikke meneer. ‘D'er is helemaal geen reden om te fluiten. Natuurlijk profiteren die H.B.S.-ers van hun gewicht!’
Maar zo redeneerden de jeugdige A.F.C.-ers niet. Die zagen, hoe de Katjang, hun hoop en hun glorie, op de grond lag en daarom floten zij.
Maar lang duurde het niet, want de bal zat opeens allergevaarlijkst op de A.F.C.-helft, vlak bij de goal. Er was plots zo'n spanning, dat niemand meer aan fluiten dacht.
Ai..... dat werd er een! Kees zag een H.B.S.-er schieten en kneep in zijn angst Hein Blommers een blauwe plek in de arm.
Pang..... precies tegen de linker goalpaal.
Hèèè..... wat 'n opluchting!
‘Hup A.F.C.!’
Mooi zo, Dolf Zeeters is er al met de bal van door en daar links lopen Tom en Eddy, klaar om hem over te nemen!
Rang..... daar geeft Dolf hem 'n schuiver van wat ben je me, Tom heeft hem voor zijn voeten! Weer gaat het langs het lijntje! Daar komt die gevaarlijke back weer opzetten. Even kijkt Tom naar rechts..... de bal schuift vlak langs de grond naar Eddy.
‘Mooi gespeeld, heel mooi!’ zegt bewonderend de oud-international, dokter Blommers en Kees is in de wolken, als hij het hoort.
Nu komt het er op aan voor Eddy, want vlak voor hem verrijst
| |
| |
weer Van Rooy, de reusachtige back!
Pang..... de bal zit al bij Klaas Hibma....., het gevaar is geweken. Klaas holt er mee door en Eddy, die Van Rooy precies op tijd ontweken is, loopt naast hem.
‘Naar Eddy, Klaas!’ gilt Kees.
Even kijkt Hibma, of hij kans heeft! Nee, nee, het is te ver. En van rechts komt Van Rooy aanhollen! Dan maar naar Eddy! Eddy heeft hem al, geeft hem dadelijk over aan Tom, die vrij staat. Vliegensvlug gaat Tom er mee van door en onmiddellijk daarop trilt het net achter de goalpalen; de keeper heeft het nakijken! De Katjang heeft na tien minuten voor de tweede goal gezorgd!
De A.F.C.-jongens springen en hossen op de tribune, dat de planken er van kraken.
Kees smijt zijn pet in de lucht en slaat zijn oom uit pure opgewondenheid op zijn hoed.
‘Hoera! Hoera! 2 - 0! 2 - 0!’
Kees had bijna geen stem meer, maar dat geeft niks..... toch maar schreeuwen, jongens!
‘Ze worden ingemaakt, Henk!’ roept Kees.
Kitty zit met een hoog-rood kleurtje en zwaait met haar zakdoekje!
‘Kranig gespeeld, hoor!’ zegt Dolf, de captain, en hij klopt Tom en Eddy op de schouder!
En daarna wendt Zeeters zich tot Flip Bolten, die altijd zo te keer was gegaan, omdat hij Eddy en de Katjang op de linkervleugel van het tweede wou laten meespelen.
‘Nou, Flip, kunnen ze d'er wat van, de krielen?’ riep hij.
Flip Bolten wilde het niet zo grif toegeven.
‘D'er is 'n hoop stom geluk bij!’ bromt hij.
‘Loop naar de maan met je stom geluk!’
Het is duidelijk, dat de captain Flip die zure opmerking kwalijk neemt.
Op de tribune en langs de lijntjes was de algemene sympathie nu voor de twee ‘ukkies’.
Eddy zag Douma, de vrijer van hun dienstmeisje, die een fanatieke Vitesser was, ook staan. Douma schreeuwde - misschien voor het eerst van zijn leven: ‘Hup A.F.C.!’
‘Dat zijn twee goeie, die twee daar!’ zei de buurman van Douma.
‘Nou en of! Laat ze maar lopen!’ antwoordde Douma. Hij vond het alleen maar jammer, dat zij bij A.F.C. en niet bij zijn geliefd Vitesse speelden.
| |
| |
‘Hup Katjang! Hup Eddy!’ hoorde je van alle kanten.
Eddy en Tom probeerden hun gezicht in een zo onverschillig mogelijke plooi te zetten, maar het lukte hun maar half.
‘'t Gaat goed, hè, Tom!’ zei Eddy.
‘Ja best! Maar pas op voor die Van Rooy! Da's 'n gemene!’ waarschuwde Tom.
De grote tegenslag in de eerste tien minuten had de H.B.S.-ers zenuwachtig gemaakt en zij begonnen nu verschrikkelijk woest te spelen. Zij speelden helemaal alleen op hun meerdere lichaamskracht en hadden het vooral op de twee ‘ukken’ gemunt, die om de haverklap op de grond lagen. Maar met al hun geduw en gestomp, gelukte het hun toch niet de achterstand in te halen. Het was 2 - 0 en het bleef 2 - 0!
Van Rooy, de half-back, maakte het al heel erg bont. Hij had al drie waarschuwingen van de scheidsrechter te pakken, maar het hielp niet. Het gebrul en gefluit op de tribune was niet meer van de lucht.
Vlak voor de rust kwam het tot het door velen al lang voorziene incident.
Van Rooy, die op geen tien pas van Tom af stond, toen deze de bal van Eddy toegespeeld kreeg, stoof op hem af, maar tot zijn grote ergernis wist de watervlugge Katjang voor de zoveelste maal weer juist op het laatste ogenblik hem te ontsnappen en draaide hij handig om hem heen. Woedend keerde Van Rooy zich om en op eens zagen ze allen, hoe de H.B.S.-er Tom een trap na gaf. Tom rolde over de grond en bleef liggen.
Snerpend klonk het gefluit op de tribune en langs de lijntjes. Het was een verontwaardigd gejoel en gehuil!
‘D'r uit!’
‘Smijt em er af!’
‘Schooier!’ klonk het van alle kanten.
De scheidsrechter had onmiddellijk gefloten en kwam nu op de H.B.S.-er af.
In een oogwenk stonden de twee elftallen hevig gesticulerend om de referee. Het scheen zelfs een moment, of Klaas Hibma met Van Rooy slaags zou raken.
‘D'r uit! D'er af!’ schreeuwden ze weer over het veld.
Toen een donderend ‘hoera!’ en honend gehuil. Zij zagen de H.B.S.-er op zijn eentje weglopen; hij was het veld uitgestuurd.
‘Net goed!’ ‘Je verdiende loon!’ hoorde de reus zich naschreeuwen.
Maar er waren enkelen, die helemaal niet schreeuwden! Het
| |
| |
waren Kees, Henk en Thijs, die al maar angstig naar de nog steeds op de grond liggende Tom zaten te kijken.
‘Zou hij erg gewond zijn?’ vroeg Thijs.
Ook Kees was helemaal van streek.
‘Als die schooier hem heeft lens getrapt, dan zullen wij hem wel leren!’ zei Kees en vol spanning keek hij naar Tom, die daar altijd nog maar lag met Eddy en Klaas Hibma naast hem geknield.
Hè, gelukkig, daar stond hij op! Maar hij liep lelijk kreupel, dat zagen ze dadelijk.
Tom hinkte naar de grenslijn, ging zitten op het veld.
‘Zou het erg wezen oom?’ vroeg Kees angstig aan dokter Blommers.
‘Ik zal straks wel es even gaan kijken!’ antwoordde de dokter.
De bal was al weer aan het rollen, maar onmiddellijk daarop floot de scheidsrechter..... het was rust!
De elftallen gingen van het veld en Tom hinkte, gesteund door Eddy en Klaas, achteraan.
Dokter Blommers ging even zekerheidshalve met Kees en meneer Brummer naar de kleedkamer.
‘Is het erg, Tom?’ vroeg Kees, die doodsbang was, dat zijn vriend niet meer zou kunnen meespelen.
‘Nee, 't gaat al beter!’ antwoordde Tom, maar hij keek toch nog lelijk pijnlijk.
‘Laat maar even kijken, jongen!’ zei dokter Blommers. Hij inspecteerde Tom's voet.
‘Nou, 't valt nog al mee, hè? 't Had erger gekund!’ zei hij en hij begon de voet te masseren.
‘Kan ie nog meespelen, oom?’ vroeg Kees.
‘Ja, dat zal wel gaan, al zal hij misschien in het begin niet zo hard meer kunnen lopen!’ meende dokter Blommers.
‘Nou, 't is maar goed,’ zei Tom tot Thijs, ‘dat tante Koosje d'er nou niet is! Die zou dadelijk zeggen: ‘heb ik 't niet gezegd?’
Een kwartier later was de match weer in volle gang. Tom speelde mee, maar het was precies, zoals dokter Blommers had voorspeld, hij kon in het begin maar de helft geven van voor de rust.
De H.B.S.-ers hadden blijkbaar besloten er alles op te zetten hun achterstand in te halen en werkelijk gelukte het hun in 10 minuten twee goals te maken.
De A.F.C.-jongens raakten er helemaal van in de war. Wie had daar nou op gerekend?
Nog één goal, en de mooie kans was foetsie! Het was ellendig!
| |
| |
Kees was er stil van geworden! Hij schold alleen nog maar op die gemene Van Rooy, die volgens hem de schuld van alles was.
Er moest nog 5 minuten gespeeld worden. O, o, wat 'n benauwde ogenblikken waren het! De spanning was tot het uiterste gestegen!
Het ene moment zat de bal vlak voor het H.B.S.-doel om enige seconden later voor de neus van Kasper van Rijn te zweven. Beide keepers hadden handen vol werk om hun doel schoon te houden.
‘'t Blijft gelijk!’ zei Kees, die er van overtuigd was, dat er geen verandering meer in de stand zou komen. Toch nog maar eens schreeuwen..... je kon nooit weten!
‘Hup A.F.C.!’ riep hij met zijn schorre stem.
‘Hup A.F.C.!’ schreeuwden de jongens op de banken voor hem.
Tom was nu op het eind weer helemaal de oude. Jammer, dat dit nu pas zo was!
‘Je zou es wat hebben gezien, als ie fit was geweest!’ zei Kees tegen Hein Blommers. ‘Dan waren ze ingemaakt! Dan hadden we minstens al vier goals gehad!’
Maar wat is dat?..... Daar is Eddy met de bal er van door. Tom loopt weer vlak naast hem! Jongens, jongens, als het nou nog eens gelukte! Het was meer gebeurd zo vlak tegen het eind!
‘Hup A.F.C.!’
Mooi zo, daar draait Eddy weer handig om een H.B.S.-er heen. Precies op tijd heeft hij hem ontweken! Zou hij nou schieten? Ja, prachtig, daar gaat ie!
Pang!
Och, wat eeuwig jammer, precies tegen de keeper! Hij heeft de bal in de handen! Oei, daar laat ie hem vallen!
Vertikkie, daar komt Eddy aan lopen.....
Poem!!
Het net trilt!
Hoera! Hoera! Hoera!
Hij zit!
‘3 - 2! 3 - 2! 3 - 2!’
Daar fluit de scheidsrechter; het is gedaan..... precies op tijd!
‘Gewonnen! Gewonnen! Gewonnen!’
De jongens rollen bijna van de banken, rennen het veld op. Zij zijn door het dolle heen, alle jeugdige A.F.C.-supporters! Want dit is hùn overwinning!! Tom en Eddy hebben de 3 goals gemaakt.
Het is de nieuwe linker-vleugel, die H.B.S. verslagen heeft, het zijn Tom en Eddy die hem dat gelapt hebben.
Hoera! Hoera!
| |
| |
Dolf Zeeters klopt Tom en Eddy op de schouder en hij lacht vrolijk en gelukkig.
‘Kranig, hoor, lui!’ zegt hij.
Naast hem staat Flip Bolten.
‘Nou, Flip, heb ik ook goed gezien?’
Zelfs Flip moet het toegeven! Hij gaat naar de ukkies en schudt hun de hand.
Maar dan is op hetzelfde ogenblik het elftal omringd door de vrinden van Eddy en Tom.
‘Reuze gespeeld, lui, reuze!’ tracht Kees te zeggen, maar het gaat met moeite, zo schor is hij.
‘De lucht in, lui, de lucht in!’ roept Henk.
Tom gaat op de schouders van Huib Delfors en Tony Hespers, Eddy op die van Henk en Kees.
Kees zwaait met zijn handen in de lucht, alsof hij zelf de drie goals heeft gemaakt. Thijs loopt gelukkig naast zijn broer. Wat 'n dag! Wat 'n dag!
‘Nou moest de Kachelpijp je eens zien, Tom!’ schreeuwde Thijs.
De Kachelpijp? Wat leek het al lang geleden, dat zij nog bij de Kachelpijp waren! Als zij niet gevlucht waren, dan zat Tom nou op het zolderkamertje boven, inplaats van op de schouders van Kees en Henk! En dan zou H.B.S. misschien gewonnen hebben!
Tom zwaaide ineens met beide handen in de lucht en schreeuwde:
‘Weg met de Kachelpijp! Leve A.F.C.!’
Mijnheer Brummer en dokter Blommers stonden naast elkaar op het veld.
‘Dag, dokter!’ ‘Dag, meneer!’ gilde Tom uitgelaten.
En toen schreeuwden zij allen in koor:
En A.F.C. gaat nooit verloren.
Falderalderiere! Falderalderiere!
Mijnheer Brummer en dokter Blommers keken lachend de bende na.
‘Het is toch heerlijk, jong te wezen, hè!’ zei de dokter.
‘Nou, zeg dat wel!’ gaf mijnheer Brummer onmiddellijk toe.
In de kleedkamer verdwenen op de schouders der jongens de twee wuivende overwinnaars van de match H.B.S.-A.F.C.: Eddy Loomans en Tom Reedijk.
Op zijn eentje stond achter de tribune Van Rooy, de half-back van H.B.S.! Hij dacht aan de schande van die middag en vloekte.
|
|