‘Kom nou, Tom!’ drong hij aan.
‘Nou adios! Tot straks, Freddy!’ schreeuwde Tom.
‘Tot kijk!’ gilde Freddy en hij lag hen zo lang mogelijk achterna te kijken.
De Katjangs weer in Meerburg..... gevlucht!
Freddy Rutgers moest nog aan de gedachte wennen. Het was zo onverwachts! Dat zou straks een nieuwtje op school zijn!
Tom en Thijs waren snel doorgelopen. Nog één straatje, de hoek om..... en daar stonden zij ineens op het grachtje voor het huis, het oude, bekende huis van de tantes.
Thijs trilde op zijn benen van zenuwachtigheid en ook Tom was 'n beetje van streek.
Daar was het raam van hun oude kamertje, daar dat van de slaapkamer der tantes! Daar boven sliep Bet, de goeie Bet, de oude, getrouwe dienstbode, die zij er zo dikwijls tussen genomen hadden.
Het was, of de poorten van de hemel voor de jongens waren open gegaan, nu zij daar stonden voor het oude huis.
‘Zouden ze nog slapen?’ vroeg Thijs zacht.
Hij had het liefst dadelijk maar aangebeld.
‘Ja, natuurlijk!’ fluisterde Tom. ‘Het is nog niet eens 6 uur!’
Het begon langzaam aan licht te worden.
‘Wat fijn, hè, Tom!’ zei Thijs.
Hij vond het een zaligheid, hier vlak voor het huis der tantes!
Thijs ging op de stoep staan, legde even zijn hand op de deurknop. Ja, het was nog allemaal net als vroeger.
‘Hoe lang moeten wij nog wachten?’ vroeg hij.
Thijs verging van ongeduld.
‘Nou, tot 8 uur!’ meende Tom, ‘tot Jochem komt.’
Jochem was de oude knecht, het factotum van de huize Moorman. En Jochem belde steevast precies om 8 uur aan. Zo lang moesten zij dus wachten.
‘Wat lang, hè!’ zuchtte Thijs. Het leek hem nog een eeuwigheid toe.
Maar wat was dat? Daar hoorden zij duidelijk hondengeblaf!
‘Bobbie!’ fluisterden ze beiden tegelijk.
‘Hij heeft ons gehoord!’ zei Tom zacht.
Als een razende ging Bobbie te keer. De jongens hoorden hem blaffend en jankend de trap afrollen. Nu stond hij aan de andere kant van de voordeur jankend en blaffend van uitgelaten vreugde.
De hond krabde met zijn poten tegen de deur.
‘Bobbie! Bobbie! Is Bobbie daar!’ fluisterde Tom, wiens hart