‘Het is eeuwig zonde, een gulden!’ zei de Pieper en hij rekende in zich zelf uit, wat je voor tien dubbeltjes wel koopen kon.
‘Die gulden is minder! Als wij hem er maar weer uit hadden!’ merkte de heer Noordaa op.
Het bleek, dat alle jongens op eens een of meer leden in de familie hadden, die wel eens een muntstuk hadden ingeslikt, al had dan ook geen enkele bloedverwant het tot een heelen gulden gebracht. De broer van Harry Kool kwam het verst met een kwartje.
Ieder had dadelijk een middeltje bij de hand.
‘Laat hem een glas wonderolie drinken!’ riep Pukkie.
‘Neen, een pond korstkoek mot ie hebben!’ meende de Lijn.
‘Rauwe eieren!’ stelde Harry voor.
‘Laat hem koekedeeg slikken!’ riep Willem Blookers.
‘Als ie in geen vijf dagen eet, komt ie er vanzelf uit!’ beweerde de Pieper.
‘Walla, dank jou lekker! In geen vijf dagen eet! Dan ik van mijn graat!’ riep Paul verontwaardigd. Dat middel zou hij het allerlaatste toepassen.
‘Als ze hem maar niet moeten opereeren!’ merkte Geert wat benauwdjes op.
‘Zij zullen hem z'n maag leegpompen!’ meende Jaap Schreven.
Toen kwam Spekkie met een zeer oorspronkelijk idee.
‘Als ie eens op z'n hoofd ging staan! Misschien valt ie er dan wel vanzelf uit!’
Dat leek Spekkie het ei van Columbus.
Paul probeerde het onmiddellijk.
‘Oeloe, ik voel hem spring in mijn buik! Kloek! kloek!’ riep hij, toen hij op zijn hoofd stond.
‘Komt ie?’ informeerde Spekkie, die werkelijk aan dat middel bleek te gelooven.
De andere jongens lachten hem uit en Spekkie besloot geen raadgevingen meer ten beste te geven. Toen hakte de heer Noordaa den knoop door.
‘Je moet maar even naar den dokter! Die zal wel een middeltje weten!’
Maar Paul vond dit blijkbaar erg overdreven.
‘Walla, niks erg, mijnheer, ik ken menschen, die heele steen in hun buik!’ riep hij lachend.