schaap moeten trekken!’ zei Kees, niet erg galant.
‘Nou, niet altijd door. Ze kan ook best eens alleen rijden!’ meende Eddy.
‘Dan komt ze heelemaal niet vooruit!’ zei Kees.
Nee, Kees voelde er totaliter niets voor, om met die nesten te gaan rijden. Maar toen deed Eddy op eens een beroep op hun vriendschap.
‘Als jij niet meegaat, dan gaan wij ook niet, want wij kunnen Greet natuurlijk niet thuis laten!’
‘Toe, Kees, ga nou maar mee... om ons 'n plezier te doen!’ drong Eddy aan.
Kees was al half gewonnen.
‘Ik zou 't voor jou toch óók doen!’
Jawel, Eddy had mooi praten; Kees zou immers nooit met zoo iets aan komen zetten.
Maar, 't was waar, je moest wat voor elkander over hebben. Het was wel 'n kaantje, maar enfin, hij zou die nuf dan morgen wel trekken.
Eddy en Henk waren in de wolken. Zij wisten wel, dat Kees mee zou gaan en Henk verzekerde hem bij herhaling, dat het Kees erg mee zou vallen.
‘Je zult zien, jij wordt ook nog verliefd!’
‘In geen honderd jaar!’ riep Kees vol overtuiging.
Nou, dat moest Kees zelf weten! Als hij maar meeging! En de twee vrienden namen afscheid en telefoneerden dadelijk aan Greet, dat Kees haar cavalier zou zijn.
‘O, dol, heerlijk, zalig!’ riep Greet door de telefoon; en aan Loukie zei ze, dat ze Kees Brummer toch wel 'n leuken, moppigen jongen vond.
Kees zat er an; hij had het beloofd; hij moest dus mee! Och! och! den heelen middag met die Greet van Dieren rijden... 't was me 't pleziertje wel!
Hij vond haar vroeger op de dansles gewoonweg 'n