Es giebt derselben sechserlei Arten:
1. Persönliche (persoonlijke), ik, gij, hij, etc.
2. Zurückkehrende (wederkeerende), zich, zijn etc.
3. Possessive, einen Besitz anzeigende (bezittelijke), mijn, ons etc.
4. Fragende (vragende), wie, wat etc.
5. Demonstrative, hinweisende (aanwijzende), deze, die etc.
6. Relative, beziehende (betrekkelijke), die, welke etc.