Voorjaar(1922)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] De zon is op bezoek Mijn kleine, klare kamer lacht, De zon is op bezoek! In eens, voor iemand aan haar dacht, Daar stond ze, in dièn hoek; Ze deed zoo vreemd, ze deed zoo vroom, Ze keek mij aan en loech, Als of zij uit een schoone droom Haar oogen opensloeg. Een geel en gulden korenschelf Bleef ze even mijm'rend staan... Toen is zij zoetjes en vanzelf Aan 't wandelen gegaan; Wat zocht zij aan den witten wand Wat vond zij voor een schat...? En aan mijn schouder lag haar hand: Een klatergouden blad. Een etsje hier, een ietsje daar Zoo'n aardigheidje... ah! Ze heeft het in een wipje klaar En schilder dat eens na! - En kruis en kroes en kandelaar, Het tintelt àl en doet, Alsof het àl betooverd waar, Beteuterd door haar gloed! [pagina 52] [p. 52] Doch toen zij in den spiegel zag Kreeg ze een gelaat als vuur, De weerschijn sloeg een klare slag Van glinsters langs den muur; Ik zit als in een bare zee En almaar stijgt de gloed... Mijn hart, mijn hoofd stijgt met hem mee O God, wat zijt Gij goed! Vorige Volgende