Voorjaar(1922)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Benedicite Gezegend moet Gij zijn, die eens voor mij kwaamt leven. En telken morgen komt, door dit mijn fluisterend woord Die mij Uw vleesch tot spijs, Uw bloed tot drank wilt geven; En die mijn klacht niet smaadt en die mijn lofzang hoort! Gezegend in dit licht, dat zacht komt dóórgebroken En stil zijn milden val van gouden tranen schreit, En in de bloemen, die ik alom weet ontloken En in mijn kleine ziel, die U een lofzang wijdt! En in den vogel, die daarbuiten zit te fluiten, En in den landman, die de tarwe wint op 't veld - In al die stille Heil'gen in die rilde ruiten, En in mijn hart, dat klopt en zacht seconden telt! En in den milden wijngaard moet Gij zijn gezegend, En in dien hemel, die zoo wijd is als mijn droom, En in den bloesem, die het groene gras beregent, En in den morgen-dauw en in den linde-doom. En in den dans der voeten, die de wijnpers treden, En in de verre beek, die ginds nu koren maalt, En in de handen, die de witte tarwe kneden En als het rozen sneeuwt en blanker manna daalt! [pagina 37] [p. 37] En als de klokken zingen in den ouden toren, De menschen door de wereld waden en haar weeld', Wanneer in ieder hart de Vreugde wordt geboren, Wanneer in ieder hart een Engel orgel speelt. Gezegend in mijn koorknaap, vroom voor U gebogen, En in zijn wangen rood en op zijn lippen rein - En in de gouden regendroppels van zijn oogen Moet Gij, mijn Zon, zijn Zon, altoos gezegend zijn! Gezegend moet Gij zijn en altoos weer herzegend - Door deze hand die neemt - o! Goddelijk Geduld! Door dezen mond, die eet en zwijgend U bejegent, - Door dezen keel, mijn kelk, dien 't heilig bloed verguldt! .................... Gezegend moet Gij zijn, die kwaamt voor mij te leven! Vorige Volgende