Voorjaar(1922)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] De berkeboom. Een schoone boom: een blanke, blanke berk! - Die daar zoo eenzaam en zoo hoog - zoo schoon Staat met haar koelen last van zilvren blaêren, Geheven in het zegenende licht Van deze witte vroegte waardoor, stil, De vogelen hun blanke scheepjes sturen. Reeds heeft de zon haar rilde kruin gesmukt: Een blonde pluim, die wiegewuift en mild Het mos bezaait met tintelende peerlen, Wen speelsche koelte komt gewapperd langs Het dauw-schoon veld en lief haar leest besluipt, Om in haar top een poosje uit te blazen. Boven de wereld in het kuische licht, Heft zij haar zilveren statuur en kalm Te leven op haar zuiv'ren wortel staat ze.... En benedijdt de zwarte aarde, die Haar leeftocht geeft en uit wier donk're schoot Ze al 't zilver wint, dat om haar leden klatert. [pagina 21] [p. 21] Zij zoekt haar vreugde hoog, al zocht zij diep Haar spijs, en, neemt zij hare kracht tot stut - Zij vindt haar schoonheid gansch in hare reinheid: Hoor nu! De wind speelt orgel in haar kroon En in den schaduw van haar zilv'ren vallen Slaat, slag om slag, haar feestlijk hart: de merel. Een schoone boom: een blanke, blanke berk! Vorige Volgende