Voorjaar(1922)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Een ziel, een lied. Wij komen en gaan als een vreemd, stil paar Met simpele zeden en zacht gebaar, Wij drinken één drank en wij nemen één spijs, Wij zingen één liedje; een zuivere wijs! Wie schiep om ons beiden dat zachte licht Wie wijdde ons toch tot dien vreemden plicht, Om steeds met ons hart op de handen te staan - Om zingend en zóó door dit leven te gaan. Wij moeten iets melden van deur tot deur, Wij moeten iets brengen als wierook-geur, Wat licht in den nacht en wat vreugd waar men schreit: Zoo'n beetje geluk en wat eeuwigheid! Wij zingen bij dag en wij zingen bij nacht Wij zeggen een woord dat geen antwoord wacht, Zoo gaan wij al zingend van kluis tot kluis Zoo gaan wij zingende zelf naar huis. Vorige Volgende