Sterren en dauw(1935)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Ad completorium Uit al uw tuinen wierookt wadem van fijn fruit: Appels en abrikozen - De gele lucht wordt aan de kimmen roze En op een dorpel ergens klinkt een klein geluid, D'avond is goed voor wie eenvoudigheid Liefheeft en nederig genegen, Tot rustplaats voor uw hand en voor uw avondzegen Zijn aanschijn stil legt aan uw eeuwigheid. Vader, ik voel mijn ziel weer als een warme schat, Ik weet mij weer genezen Van valsche vreugden en geheime vreezen - Uw avondzon staat op de daken van uw stad! Alles is nu zoo goed, alles is nu voorbij, De wereld is weer loutere genade; Verlos ons, Vader, van de Kwade - Verlos ons, Vader, heel de wereld en ook mij. Van weemoed bovenal verlos ons dèze stond, Van twijfel en van logen; Wees 't helder wonder voor mijn strakke oogen - Ik draag U als een bloem in mijne mond! [pagina 103] [p. 103] Van angst verlos ons, van de geest van hoovaardij, En leer ons nuchter smaken 't Onstoffelijk festijn van bovenaardsche zaken - Een oude toren tampt zijn kalme melodij. Ik heb U lief: Gij schiept de kuischheid en het licht In lichamen en leden, En zielen, zuiver als gebeden En wierookoffers voor uw aangezicht, - En sterren in de hemel schiept Gij, geurig fruit, Goedheid en zegen, En stilte op de landelijke wegen En broze weerschijn in een gevelruit. Ik heb U lief: de kim bloeit in robijnen rand, Ik kom U langzaam nader; Voor heden: goede nacht en wel te rusten, Vader... Ik ben in Uwe hand. Vorige Volgende