Sterren en dauw(1935)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] De Visitatie Daar wist zij een groot geluk op handen; vervulling van hoop en gemeden schande van een onvruchtbaren, ingevallen schoot, late vrucht van veel gebed devoot. Dit was van Gabriél de blijde konde tot haar gekomen in al vroeger stonde... Zij was een meisje nog maar van leeftijd en stature, bloemig, wit van kuischheid, diep in God en in haar zelf verborgen. In haar oogen gloorde lentemorgen, zij liep uit haar kleine huis bij de beek over de bergen naar een verre streek. Haar bruidegom, die helder bericht had, Wist dat Maria een heel hemelsche plicht had, deed rustig zijn werk voor de komende dag die nog ver in een ander seizoen lag. Maar in de korte poozen tusschen werk en werk bezocht hij, geestelijk, Gods kuische Kerk en vereerde er diep zijn verholen presentie en algeheele goddelijke intentie. Zóó deed Joseph terwijl Maria was hare dagen in het huis Zacharias. [pagina 69] [p. 69] Lichtjes liep zij door de uren, de gouden, en in het groote, volle middaglicht schouwde zij van een steilen berg in een dal. Daar lag een woning, wit, achter een wal van piepjong lindegroen, een hage. Maria lachte van innerlijk behagen en hield, te luisteren naar die lage duivetil, een poosje haar deinende adem stil... Dan droeg zij haar lichte heerlijkheid naar onder. Over een lustige beek leidde een vlonder haar op 't fijne veldje voor het woonhuis, vol boterbloemen, madelieven en gepluis - de bloesems van kastanjes en granaten; een lam lag buikje-dik in 't lentegras te blaten en innig genoot Maria de fijne geur des lentsche dingen, toen uit open deur Elisabeth haar tegemoet kwam loopen. Maria stond stil en haar armen open sloeg zij om haar zéér gezegende nicht, en die haar armen om Maria, dicht. [pagina 70] [p. 70] Van vreugde op sprong 't kind in haar binnen en de oude en vrome vriendinne, geheel verlegen in Maria's druk, vraagde: ‘van waar komt mij dit geluk dat de Moeder mijns Heeren tot mij kome?’ Dàn heeft zij Maria's kleine hand genomen, dàn zijn zij samen het huis toe gegaan, dan bleven zij weer een poosje staan: de jonge maagd over de oude vrouw gebogen; deze zag God in Maria's oogen. En na de eerste begroeting in haren hove begonnen om beurten zij God te loven; de een: ‘gezegend onder de vrouwen zijt - en de vrucht van Uwen lijve altijd!’ de andere: ‘Hoog zingt mijn ziel den Heere!’ Zoo gaven zij zuiver Gode eere om de wondere dingen in haar schoot. En de oude priester, haar deelgenoot in heil en dank, stond van verre en alleene zeer zachtjes in zijn witte baard te weenen. Vorige Volgende