Sterren en dauw(1935)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] De Annuntiatie Het was voor haar zoo doodgewoon gekomen - als morgenwind in roerlooze boomen - in de groote vrome stilte van een uur, dat zij, gebogen over een oud scriptuur zat - gulden schakel tusschen komend en verleden nieuw paradijs en lichtende intrede - onder een luifel of een rank portiek, gelijk Angelico, fijn en angeliek, dat in een klooster van Fierenze beeldde: àl louterheid en prille morgenweelde. Zooals, bij het uitgaan van eene kerk, wijding van wierook en van goddelijk werk hangt lang nog doomende in de kleeren, - zóó rook Maria naar den Geest des Heeren en naar dat òverfijn, welriekend bad nadat zij van Hem ontvangen had - Toen Zijn schaduw van haar was opgeheven is zij nog wat stil schreien gebleven en deed daarna weer met lied en lach haar werk in huis, gelijk iedere dag. [pagina 67] [p. 67] Maar dicht bij haar hart begon God te leven: heel haar wezen kon soms inwendig beven, want sinds den dag van hare verkondiging leefde Maria in ééne verwondering, in éénen droom van ongesproken geluk; die brak geen medeweten van menschen stuk, nòch willen weten met groot-oogig vragen: voor wie zij wel een kindeke mocht dragen? Al, zij wist klaar voor wie zij 't wonder droeg, toen zij, een blinkende morgen vroeg, lichte sandalen deed aan hare voeten, de oude nicht in Karim te gaan groeten. - Vorige Volgende