Of het Stoltz was wat dien jongen bezielde en waar hij die branie vandaan haalde, was moeilijk uit te maken; en thuis braken zij er zich het hoofd niet méér over dan noodig was; ook al om die Annebil, die het soms zwaar genoeg had, te verschoonen.
Toen echter na een paar weken, toen de praatjes in het voordeel der Geilenkirchens geluwd waren, der Peter weer schoorvoetend den Berg opkwam om opnieuw met die Annebil aan te pappen, kreeg hij, nog voor hij mijn ouders den tijd van den dag had gezegd, ernstig met de gekrenkte fierheid onzer zuster te maken die hem vroeg wat hij bij ons nog verloren had?
Zeggend dat het allemaal zoo erg niet bedoeld was geweest en dat hij door anderen verkeerd was ingelicht geworden, zocht hij zich het geval met een air van rondborstigheid van de schouders te schudden, waarop hij van die Annebil den wind zoo vinnig van voren kreeg dat hem niets anders overbleef dan met beschaamde kaken zijn biezen te pakken.
Of het dan heelemaal uit was? vroeg der Augenbroe's Peter.
Met een vent van niets, wilde ze niets meer te maken hebben, gaf die Annebil hem ten bescheid en vanaf den drempel zei vader hem nog achterna dat hij zijn recht nu maar zoeken zou waar hij het vinden kon. Niettemin was onze zuster er een beetje van overstuur geraakt en mijn ouders hielden haar thuis van haar werk. De schoorsteen zou toch wel rookes blijven, zei vader; daarenboven zou moeder zich een beetje kunnen vieren; waar ook aan gedacht moest worden, meende hij.
Onzen jongste, der Michel, was de nalatenschap van der oom Joehan ten deel gevallen; een schamele erfenis weliswaar, waar niemand onzer hem om benijdde, doch waarmee toch der Michel voorloopig zijn studiebenoodigdheden bekostigen kon op het Klooster.
Der Joehan had het zoo met den parochie-deken verordonneerd, dat, indien er ontijdig iets met hem gebeuren mocht, zijn spaarcenten het schoone doel ten goede zouden komen dat hij immer had voorgestaan; en daarmee de eer en het aanzien der Dovermannen.
Waar de jongste intusschen met zijn studies naar toe wilde, was voor niemand nog duidelijk. Daar werd hem trouwens niet naar gevraagd. Wat je door studeeren vergaart, neemt niemand je af en is het zekerste kapitaal, zei vader soms. En ook: Als je je met een penhouder kunt redden in de wereld, waarom zou je het dan met een kruishak of boorhamer doen?
Ofschoon een op en top bergman, die zijn hart aan de Mijn verpand had, was dat met vader toch nog heel iets anders dan het met een