En niemand verbrak de stilte....
Morgen vertrek ik, begon hij eindelijk ten zeerste verongelijkt.
Bij der Matsoë zal je het zeker veel beter hebben dan bij ons, zei moeder.
Daar gaat het niet om, zei der Joehan; ik kwam hier ook nooit iets te kort!
Ja, zei moeder; je was altijd met alles tevreden; dat was je, liet ze er na eenig nadenken met een draad tusschen de tanden op volgen.
Maar het gaat niet langer, zei der Joehan, alweer meer en meer in zijn recht.
Ik begrijp het, zei moeder; en je moet dan maar gaan!
En weer werd het stil. Die Annebil kneep moeder in den arm, want ze zag haar kansen stijgen.
Het valt anders niet mee, als je, om het zoo maar eens te zeggen, met den Berg vergroeid bent, ging der Joehan verder.
En zeker niet als je er nog wel toe genoodzaakt wordt door een vreemde, vulde moeder aan.
Een vreemde is eigenlijk het woord niet, zei der Joehan; der Jozef heeft me eerder nooit in den weg geloopen.
Neen, zeer lang hebben jullie het samen goed kunnen vinden.
Als hij de kerk maar in het midden had kunnen laten!
Eigenlijk zouden we ons de oogen voor hem uit den kop moeten schamen, nietwaar Joehan.
Ze zeggen het allemaal dat hij een schande is voor den Berg!
Door wiep heb je je weer op stang laten jagen, Joehan?
Mijn oom aarzelde even bij de gestrengheid waarmee moeder hem in de oogen keek en antwoordde: je moet hem de hand maar boven het hoofd houden ook nog, Liebeth!
Het had jou mooier gestaan als je niet naar het kwade alleen van der Jozef geluisterd had! zei moeder met een door goedheid getemperden ernst die hem nu heelemaal van zijn stukken bracht. Hoe dikwijls heb ik je gesmeekt en vermaand je met kletspraat niet op te houden?
Belet jij den menschen dan maar eens te praten, verdedigde der Joehan zich zwakjes.
Men kan zwijgen en daarmee de praters afstraffen, zei moeder kort; en zeker als het iemand van je familie is die het ontgelden moet.
Hij heeft het er dan ook genoeg naar gemaakt, bracht der Joehan ertegen in.