gegrift in de memorie van het volk dat zich grotelijks aan hen verplicht weet, de vierde, pastoor-deken Tijssen van Sittard, heeft zich de beste plaats verworven die men zich maar wensen kan: in het hart namelijk van al diegenen voor wie hij in de volle betekenis van het woord een goede herder en een vader was en door wie hij algemeen als een heilige wordt vereerd.
Een greep uit de honderden gelijkluidende getuigenissen die wij over hem verzamelden, moge dit hier even verduidelijken.
‘Voor mij geen dag zonder dat ik deken Tijssen z.g. aanroep’, verklaart, 27 jaar na het heilig afsterven van de man Gods, zijn koster; en wanneer een koster zijn pastoor heilig verklaart zou dit misschien alleen al reden genoeg kunnen zijn voor een canonisatie.
‘Priester Tijssen was een sieraad van ons bisdom en als zielzorger een voorbeeld voor ons allen, een ‘alter Christus’, getuigt een vooraanstaand geestelijke.
‘De figuur van die edele heilige mens verdient voort te leven bij het katholieke volk’, valt Antoon van de Venne, directeur van Rolduc, hem bij.
‘Als priester was hij er een uit de duizend’, herinnert coupeur Willems zich dankbaar.
‘Zo iemand moet men ver gaan zoeken’, beweert madame Geilen, een vrouw uit het volk.
‘Hij was een uitzondering, een bizondere mens’, zegt de mijnwerker Deneer.
‘Hij was een heilige’, zeggen ze allemaal, die in een bepaalde periode van zijn leven zijn wel eens moeilijke kinderen waren.
‘Wie dat niet gemerkt heeft, behoort tot de categorie van diegenen van wie de Schrift zegt: dat ze ogen hebben en niet zien, oren hebben en niet ho-