Kleine vertellingen(1949)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] De drie furies ‘Hoort, hoort hoe zijn stem in het noodweer schalt; Wee, die nu de reus in zijn klauwen valt: Het dak verschroeit en de muur valt in puin Bij die noodweertrompet, bij die oordeelsbazuin; Doch, is 't u te heet of te kil aan mijn haard - Te heet of te kil aan mijn hart - stijgt te paard!’ Eén dochter was dwaas en die lachte met haar; De tweede was doof en die zag geen gevaar; De derde was blind en die luisterde niet: Zij stegen te paard met een jubelend lied En reden en rijden verwilderd verward: De rosse vuurrood en de zwarte roetzwart En de derde, de blonde, zo grauw als de as Waar de moeder in pookt als de stormwind raast En de adem der drie in de schoorsteen blaast. Vorige Volgende