oordelen. En dit had Geurten mede gauw in de gaten, hoe weinig oorspronkelijkheid er eigenlijk overal te vinden was.
Een hele kunst, als men het zover gebracht heeft als Geurten!
Zijn wijze van werken was even afdoende als origineel. Als hij zich van de inhoud van een boek had meester gemaakt, schoof hij het met de ene hand onder zijn zitvlak, om met de andere alweer naar een nieuw boek te grijpen, dat dan, als hij 't uit had, op zijn beurt weer hetzelfde lot onderging.
Zodoende beheerste Geurten na verloop van tijd, niet alleen alle mogelijke boeken, maar ook de meest uiteenlopende gebieden des geestes en klom hij steeds hoger en hoger: van stapeltje tot stapel en vandaar naar de top der geleerdheid, naar de kruin van het denken.
Aan wie hem soms over dit of dat kwamen raadplegen riep hij van boven af en, zoals alle echte denkers, een beetje verstrooid, zijn raad en zijn antwoord toe.
Boven alles echter verkoos hij het in de lagere beslommeringen niet gemengd te worden omwille van de wetenschap en de beoefening daarvan onder de kabouters, maar ook omdat het hem slechts een blik naar beneden kostte om te zien hoe weinig de gewone man in de verschrikkelijke gewoonheid van het leven van zijn raadgevingen terecht bracht.
Heel consequent nam Geurten dan ook op zekere keer het besluit om het alledaags gewriemel, met al zijn domme drukte en ijdel jagen, te laten voor wat het was en uitsluitend in zijn studies op te gaan.
Want juist was hij alle kabouterlijke wijsheid te boven gekomen en met de nog hogere begonnen, wier aard