in de schoenen te schuiven die hij apert niet bezit. Daartegen komt niet alleen de goede smaak, doch ook het geweten in opstand. Neen, ik ben die ik ben: een reële vent, een nuchter zakenman met een koel verstand, met een steen van een hart en daarmee basta! De kritiek, de psychologische met name, heeft getracht je tot op het been te ontleden. En niet ten onrechte! Ik zou nog een eind verder met je kunnen gaan en je toe kunnen voegen dat je een niet gering gevaar betekent voor de samenleving. Ook zou het me gemakkelijk vallen je te bewijzen dat dit nagenoeg de enige betekenis is die je als dichter bezit. Als vriend zou ik je daarom de raad willen geven je litteraire werkzaamheden minstens zólang op te schorten tot dat proces in je is uitgewerkt en als criticus adviseer ik je uitdrukkelijk de dytherambe, die je je te mijner verheerlijking hebt voorgenomen, voorlopig in de pen te laten. Ten slotte - want zaken zijn zaken - heb ik nog een niet onaanzienlijke vordering op je, die ik zeker verwacht dat je onmiddellijk zult voldoen. Is dit jouw signatuur?
De dichter schudde met zijn hoofd van neen.
Met je hartebloed nog wel geschreven? hield de Dood aan.
Neen, schudde de dichter, totaal onthutst.
Nu dan, als jij het ontkent, zal ik het moeten geloven, zei de Dood.
Ja, schuddebolde de dichter; en het koude zweet druppelde hem van het voorhoofd.
Woont er, behalve de dichter Anselmus Janssen, dan nog een ander in deze stad van die naam? vroeg de Dood.
Ja, zei de dichter, de ambtenaar!