De nieuwsgierigen
Daar woonde in een plaats niet ver van hier een smid, die erg nieuwsgierig was en immer, als de kat op de muis, erop uit was om te weten hoe het in de andere huizen van zijn dorp reilde en zeilde.
Deze hebbelijkheid dreef hem zelfs zover, dat hij er geen been in zag zich desnoods te laten insluiten of zich op brutale wijze toegang te verschaffen tot een huis, dat hem geen gerede gelegenheid bood en waarvan hij het fijne weten wilde.
Daar het niet in zijn aard lag het verworvene te vulgariseren en het soms meest verborgene aan de grote klok te hangen, zag men hem er niet op aan en ging hij bij de meesten als een der meest bescheiden en respectabele dorpelingen door.
In de avonduren was hij geregeld op stap, bij het dolste en gemeenste weder het liefst. Dan lag hij overal met zijn neus tegen de ruiten en met zijn oor aan de sleutelgaten der huizen, waar hij het nieuws van begeerde.
Nu had zich op zekere dag een romanschrijver in datzelfde dorp genesteld, die aan hetzelfde euvel leed als de smid, met dit verschil evenwel, dat de romanschrijver de dingen die hij opdeed in zijn boeken verwerkte en de smid geen boeken schreef.
Herhaaldelijk had hij reeds gepoogd de smid, die zich door zijn geslepen kijk en spitse oren aan hem had