De heiligen ontwaken
(1934)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend
[pagina 18]
| |
mannen van ii.
Dàn: uit den chaos stijgt de jonge aarde
Vol geur, vol vruchtbaarheid,
Waarin het zaad, dat ééne hand vergaarde,
Tot bloemen, vruchten en tot brood gedeijt!
kinderen van ii.
De witte Duif is door ons hart gevlogen,
Broeders, ons hart brandt!
Dra keert zij weer - dan schouwen álle oogen -
En dan aanschouwen wij het land!
mannen van i.
Houdt op! 't Zijn droomen; totterdood bedrogen
Zijn wij door dròomen! geen pond brood
Werd ons voor duizend droomen afgewogen...
kinderen van i.
De Duif! De Duif is door ons hart gevlogen!
allen.
Bedroomd, bedrogen zijn wij tot den dood!
woordvoerder.
Hoort ons!
allen.
De wereld is voor òns voorbij!
woordvoerder.
En elke droom, waarmede men ons paaide,
Eens als vergif en dàn als snoeperij:
De wereld draait zooals zij eeuwig draaide
En oòk de wereld draait voorbij...
allen.
Voorbij!!
woordvoerder.
Met al ons leed waar nooit een haan naar kraaide,
Met alle illusies, die als loof verwaaiden...
En eeuwig zullen dervers zijn als wij
allen.
Als wij!!
woordvoerder.
En eeuwig zal er onrecht zijn en zonde,
| |
[pagina 19]
| |
vrouwen.
Zonde!!
woordvoerder.
Zal de een de handen aan zijn broeder slaan:
De èen zal de winnaar zijn en èen steeds de gewonde
En èen de heerscher, èen de onderdaan.
Dezelfde machten en dezelfde gronden
Beheerschen elk bezit en elk bestaan;
Want daar waar menschen wonen, leven honden,
Zoolang de mènsch een dier is - wel verstaan!
Voor elken plicht wordt uitweg wel gevonden,
vrouwen en moeders.
En alle schoon wordt roekeloos geschonden,
allen.
En alle goedheid van haar glans ontdaan!
moeders.
Want allen zijn wij van de slang gebeten
En mèt het bloed stroomt haar onzalig vuur
Door alle schakelen...
allen.
Door gànsch de keten!
moeders.
En onweerstaanbaar tot het laatste uur!
woordvoerder.
De Mensch blijft mensch: versplinterd en gespleten,
En sterker dan zijn wil heerscht de natuur,
Zijn wezen machtiger dan zijn geweten,
En, mateloos van hebzucht aangevreten,
Zijn denken smal, zijn leven kort van duur.
.............
Droomt niet van nieuwe vormen, nieuwe banen,
Want iedere nieuwe orde vindt: den mènsch;
De sterkste wetten blijven ijle wanen,
En de herordening der dingen blijft een wensch,
En deze aarde blijft een dal van tranen,
Vol woordenpraal en wapperende vanen...
allen.
Maar ook: dit dal van tranen heeft een grens!!
| |
[pagina 20]
| |
woordvoerder.
Hoort ons: de wereld is voor òns vergaan.
allen.
Want wij vergaan!
woordvoerder.
En vóór de eeuwige bazuinen blazen,
De Witte Ruiter door de wereldwei zal razen -
Gaan wij...
allen.
Harop!
woordvoerder.
De doodentrommels slaan!
allen.
Harop! Harop!
De doodentrommels slaan,
De Dood voorop,
De Dood vooraan:
De wereld is vergaan!
plots, in een groot licht, verschijnt, midden op het tweede speelplan, de apocalyptische Ruiter op het Witte Paard.
allen van plan ii.
Koning der Koningen en Heer der Heeren!
allen van plan ii.
Geef ons den vrede! Ruiter, miserere!
kinderen.
De Duif!
allen.
Den Vrede!
kinderen.
De Eeuwigheid te paard!
de witte ruiter.
Ik ben de Witte Ruiter van den Vrede,
| |
[pagina 21]
| |
Maar voor mijn hart den grooten vrede baart,
Moet eerst mijn oorlog worden uitgestreden!
Aanschouwt: met bloed besprenkeld zijn mijn kleeden
En in mijn mond het fel, tweesnijdend zwaard!
mannen van ii.
Daar wij gelooven, Koning, strijden wij!
vrouwen en meisjes.
Daar wij beminnen, Christus, lijden wij!
allen.
En uwen vrede, God, verbeiden wij!
De ruiter verdwijnt en in zijn plaats rijst een monumentaal kruis.
allen.
Staat opl Staat op!
De helle trommels slaan:
Het Kruis voorop,
Het Kruis vooraan,
Waarin wij winnen gaan!
|
|