overdaad, de keuken vol hitte en rumoer, de gasten wegens hun overvloed; de ouderen zeker.
Alleen Sander Bayottie was wat tragisch geweest met zijn hart al de duur voor haar op de hand - en zij dan, in alle bescheidenheid!
En Carla Maarland was hups en onbenullig, transparant van geluk; maar vanbinnen geslepen als een kristallen vaas.
Doch een groepje pinguins had die avond de kroon gespannen; een troepje bejaarde heertjes, knipogend boven hun borrel: edele borsten stijf in hun smetteloze cravatten en met de hier schrale en daar overdadige halzen allemaal stevig in het stijfsel.
Welke gevoelens moeten hun bedgenoten, modieus-gecoiffeerde kalkoenen, bezield hebben bij de adoratie welke haar levensgezellen de betoverende maagdelijkheid der ongerepte meisjeslichamen wijdden? Welk een smartelijk-overspannen kreten soms uit die van afgunst verschroeide kelen: gesmoorde onheilstrompetten, schorre bazuinen van vermaan in de brandschoon geschoren nekken van hun, minstens met de ogen, overspelige prinsen!
Maar.... Is hij trouw? had Regien van Riemerswael zich telkens ten opzichte van Sander Bayottie afgevraagd.
Waren zij trouw? Wat is trouw? Wáren mannen trouw; en als zij het al eens waren: zouden zij het blijven? Konden zij het? Allemaal vragen die zij zich die avond gesteld had. Zij haatte die bejaarde heertjes. Misschien haatte zij die avond àlle mannen?.... Behalve Sander Bayottie? Maar.... was hij trouw; en zou hij het blijven? Alleen de griffier Dufour, die zou het zijn; dat wist zij. En blijven! Zij voelde zich niet behagelijk, doch wel veilig bij hem.
En nu nog voelt zij zich veilig bij hem, alhoewel niet behagelijk....
De doden luisteren, had de bezoeker beweerd. En als het waar was dat zij luisterden, waarom dan ook zouden zij niet zien kunnen en onze geheimste gedachten lezen?