Eiland der eenzamen (gevangenisgedichten 1943-1944)(1946)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Emmausgangers DAUWTRAPPERS schenen het, zoo vroeg op pad, Voor dag en dauw vertrokken uit de stad, Of lieden die een dag uit visschen gingen; Doch, wie kon luist'ren, hoorde vreemde dingen En de een geloofde maar de ander niet. Met zijnen dood, zei die, is 't al geschied, Ons deerlijk, man voor man, de kruin geschoren. En de ander sprak: mìjn hoop is niet verloren! En plukte een bloem en nam die in den mond. Het woord der vrouw is een te onvaste grond, Ging d'eerste voort, om veilig op te bouwen, Men zou met de eigen oogen moeten schouwen. Misschien, zei de ander; en zijn aangezicht Werd door de bloem in zijn mond plots zeer licht, En ik herkende in hem zijn tegenhanger: Den schemermensch, den eeuwigen Emmausganger. Vorige Volgende