Eiland der eenzamen (gevangenisgedichten 1943-1944)(1946)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Vaderlandsche psalm WIJ zijn getooid met bloemen en met wonden En keren huiswaarts uit den laatsten slag: Slachtoffers van Europa's laatste zonde En zwaluwen ook van zijn eersten dag Waarop de geest, zooals de boer zijn velden, Weer kalm zijn akker ploegt en 't uitgestrooide zaad, Gekiemd in 't bloed van martelaars en helden, Mèt druiven, koren, melk en honingraat Tot voedsel rijpt voor millioenen monden Die, lang onterfd van hun rechtmatig deel, Hun heil in onheil slechts en nooddruft vonden, In 't loos alarm van een ontaard krakeel. - In leuzen vluchten wij noch ook in lofgezangen; De wonden die ons tooien zijn de prijs Voor dagen nieuw en zwanger van verlangen: Wij keren weer, nog niet naar 't paradijs, Doch reeds uit puin en gruis en de ongenade Van broederjacht verlost en rechtsgepluis, Met heimwee en met ballingschap beladen Ten drempel toch van dat godvruchtig huis Waar Sweelinck zong en bij zijn diepe orgeltonen De ziel van Neerland zich in Grotius oversteeg En in 't psalterisch lied van zijn vermaarde zonen, In verf en steen, zijn stem en klaren spiegel kreeg; Waar Vondelen, de ziener en de Christen, Zijn veder doopte in 't IJ en dieper dook zijn geest Toen uit de watervont hij fraai den parel vischte Waarvoor men 't àl (nog steeds!) met winst verliest. Tot u, vroom huis van Rembrants Emmausgangers, Keren wij in als vogels naar den boom [pagina 27] [p. 27] En drinken, bouwers, beeldenaars en zangers, Ons aan uw waters wijs weer, aan uw hemel vroom; Het Recht wordt recht voor zienden èn voor blinden Waar vorst en knecht in vrijheid ademhaalt Die, aangedragen op de Pinksterwinden Waarin Gods wan ons want en ons zijn molen maalt, Het denken louteren zal en 't willen stalen Totdat, gewonnen onder zon en zomerwolk, 't Gevleugeld licht in ons der Duif zal dalen En ààn den schouder van een heerlijk volk. Vorige Volgende