Eiland der eenzamen (gevangenisgedichten 1943-1944)(1946)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Duiven NIET om gewijd of ongewijd symbool Houd ik van duiven; noch omdat op school De duif mij dikwijls als model moest gelden; Dat men mij vrij den duivenmelker schelde: Ik houd van duiven, en wel even boud Als gij, Anselm, van goede verzen houdt, Mijn zus van paarden en mijn broer van honden. Ik heb de duiven altijd duifsch gevonden Zooals de duivels duivelsch en de Duitschers dom; Vraag, bid ik u, dus liever niet waarom Ik duiven houd, waarom geen witte pauwen, Of, indien wit te wit is, dan geen blauwe; Of waarom niet een groene papegaai. De voorkeur vraagt niet en is even taai Als teeder, Anselm; lààt mij mijn gebreken En, àls ik spreken moet, van duiven spreken, Want duiven en geen pauwen hebben 't mij gedaan; De trippeldans en niet het trotsche gaan; De tuimelvlucht en niet de sleepgewaden Dier schemerige prinsen langs de paden; Het koeren en het spiegelen in de bron En niet de rauwe kreet, de schrik van het gazon. Als ik een Geest moest prijzen, zou ik prijzen Hem die uit rozen, sneeuw en parelgrijzen De duiven schiep: het kanten broekje wit Onder het frakje dat, voornaam van snit, Het borstje bloot laat en parmantig open, Op pootjes als van bessensap bedropen; En dan in het fraai en frank geheel die drang, Dat voetenvier, dat vleugelenverlang! [pagina 29] [p. 29] Zoo, als 'k een Geest moest prijzen, prees ik dezen Die, in het oerbegin, in zóó'n klein wezen Het klaar staan schiep voor zeg maar welke reis.... De duif gaat voor en dan naar 't paradijs! Vorige Volgende