Tijdens mijn onderzoek heb ik verder de gewaardeerde medewerking ontvangen van: Winifred van Alphen-Kaldewaaij (Blaricum), Odet Bies (Moskou), Mardoeke Boekraad (Amsterdam), Jan van de Broek (Groningen), Lou Brouwers (Berlijn), Femke van Doorn (Amsterdam), Gerrit van Elst (Amsterdam), Germaine Krull Stiftung (Wetzlar), Geert Groot Koerkamp (Moskou), Maarten Hin (Haarlem), Marc Jansen (Amsterdam), Mieke Lauwers (Amsterdam), Arthur Lehning (Amsterdam), Miryam van Lier ('s-Hertogenbosch), Herbert Marshall (Carbondale (Ill.)), Merel Mirage (Amsterdam), Nederlandse ambassade (Washington dc), DobromiĆa van Ree (Amsterdam), Erik van Ree (Amsterdam), Pieter-Jan Smit (Rotterdam), Arian van Staa (Rotterdam), André Stufkens (Nijmegen), Gerrit Voerman (Groningen), Astrid Vorstermans (Amsterdam), Edith Wäscher (Berlijn), Rudi Wester (Amsterdam), Levien Wielemaker (Capelle), Froukje Wiersma (Crespières) en vele anderen.
Het voert te ver alle behulpzame medewerkers te noemen van de archieven en instellingen die hierna in de afkortingenlijst worden vermeld. Wel noem ik Bettina Berndt, Helmut Morsbach en Undine Völschow van het Bundesarchiv; Kees Bakker en Eugène Geldof van de Europese Stichting Joris Ivens; Ivo Blom, Daan Hertogs, Jeroen van der Meij en Sonja Snoek van het Nederlands Filmmuseum en Ton van Zeeland van het archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Bart van der Boom, Tineke Daniëls en Bert Hogenkamp lazen mijn manuscript. Hun kritische commentaar en suggesties voor verbetering zijn mij tot groot nut geweest, maar verantwoordelijkheid voor het eindresultaat kan hun niet worden aangerekend.
Voor vele jaren van morele steun dank ik in het bijzonder Sibylle Rauch in Bonn en Anneloes van Staa te Rotterdam.