Gevaarlijk leven. Een biografie van Joris Ivens
(1995)–Hans Schoots– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Hoofdstuk 9
| |
[pagina 153]
| |
filmvoorstellingen ‘de onafhankelijke filmproduktie en de filmbeweging voor het volksfront een stimulans te geven’, waarbij hij zich verre zou houden van arbeidersverenigingen of vakbonden ‘omdat ik de richtlijn had gekregen mij niet te veel te exponeren, zodat mijn werk en optreden geen aanleiding zouden geven tot politieke verwikkelingen’. Hij zou verder de geavanceerde Amerikaanse filmtechniek bestuderen, zodat de Sovjetunie er haar voordeel mee kon doen, en ten slotte zou hij zo mogelijk een film maken.Ga naar eind3 De eerste maanden in New York sliep Ivens bij kennissen in Greenwich Village. De tweehonderdvijftig dollar uit Amsterdam had hij hard nodig, want Moskou verzuimde zijn films bijtijds af te sturen, waardoor zijn lezingen, zijn belangrijkste bron van inkomsten, nog niet van start konden gaan. Wel hield hij in Philadelphia een toespraak voor een congres van moderne theatergroepen namens de Internationale Revolutionaire Theaterbond, die toen nog vanuit Moskou werd geleid door Erwin Piscator.Ga naar eind4 Pas anderhalve maand na zijn aankomst had Ivens zijn eerste eigen voordracht met filmvertoning aan de New School for Social Research in Greenwich Village en daarna gaf hij tegen het zeer aantrekkelijke honorarium van honderd tot tweehonderd dollar per avond verdere lezingen in New York en de nabijgelegen universiteitssteden Buffalo, Dartmouth en Syracuse. Aan de Universiteit van New York sprak hij over ‘De ontwikkeling van de onafhankelijke filmkunst’. Nadat hij Regen had gedraaid, merkte hij op: ‘Dat was Regen. Het regent. Meer niet.’ Hij vond dat filmmakers hun werk beter konden ‘verbinden met de beweging van de massa's’. Aan het begrip ‘onafhankelijk’ gaf hij een eigen interpretatie; hij bedoelde er niet mee dat de filmkunstenaar in zijn werk autonoom moest zijn, maar dat hij zich buiten de commerciële filmindustrie moest houden en zich in de klassenstrijd moest plaatsen. Als voorbeelden van zijn eigen pogingen in deze richting projecteerde hij Philips Radio, delen uit de Russische versie van Borinage en Nieuwe gronden. Bij de vertoning van deze laatste film werd het publiek zo meegesleept door de sequentie over het dichten van de Afsluitdijk dat er luid geapplaudisseerd werd toen de titel ‘gesloten’ op het doek verscheen.Ga naar eind5 Ivens' lezingentournee werd georganiseerd door de New Film Alliance, die zich het stimuleren van de betere geëngageerde film ten doel stelde. Het was een van de vele groeperingen die volgens het beproefde recept uit de keuken van Willi Münzenberg rond de com- | |
[pagina 154]
| |
munistische partij waren gevormd: een bestuur en een raad van advies, samengesteld uit enkele communisten, een aantal sympathisanten en wat liberalen, terwijl het feitelijke werk werd gedaan door een paar betrouwbare activisten die op de achtergrond bleven.Ga naar eind6 De New Film Alliance had nauwe banden met het maatschappijkritische Nykino, een groep van documentaire filmmakers die kantoor hield aan 12th Street in Lower East Side. Vergeleken bij de documentaristen in Europa liepen de Amerikanen achter. Robert Flaherty had natuurlijk lang geleden zijn eerste klassieke films gemaakt, maar hij had aanvankelijk weinig navolging gekregen in eigen land, en zelf zat hij al jaren overzee. De voornaamste documentarist in de Verenigde Staten was op dat moment Pare Lorentz, die juist The Plow that Broke the Plains voltooide. Nykino was ‘een kleine groep jonge, onafhankelijke filmenthousiasten... Er zijn enkele goede vaklui in deze groep, hoofdzakelijk cameramensen,’ rapporteerde Ivens naar Moskou.Ga naar eind7 Hij maakte kennis met het triumviraat dat de leiding had bij Nykino: Leo Hurwitz, Ralph Steiner en Paul Strand. Hurwitz bleef tot in de jaren tachtig actief als documentaire filmer, maar Strand en Steiner zijn later vooral als fotografen bekend geworden. Ivens' reputatie was hem al vooruitgesneld. Dat hij in de Sovjetunie had gewoond en daar zelfs Lied van de helden had gedraaid, sprak zeer tot de verbeelding van de mensen van Nykino. ‘Hij werd onmiddellijk een vriend van ons,’ zei Leo Hurwitz, die Joris Ivens ‘een model’ noemde. Volgens Nykino-lid Irving Lerner was Ivens' komst een keerpunt, ‘een injectie. We kregen steun van een erkend filmmaker die de theorieën van Nykino bevestigde.’ Willard Van Dyke herinnerde zich: ‘Als er een politieke vraag werd opgeworpen, was Ivens vaak degene die werd geraadpleegd.’ Ook Jay Leyda, die in Moskou assistent was geweest bij Borinage en enige tijd na Ivens vanuit de Sovjetunie naar New York terugkeerde, zei dat diens morele steun, organisatorische ervaring en vakmanschap voor Nykino van grote betekenis waren geweest.Ga naar eind8 Nykino was één grote familie. ‘Alle persoonlijke zaken wisten we van elkaar, we hadden geen eigen leven,’ vertelde Ben Maddow. De leden deelden een gemeenschappelijke politieke overtuiging en als beginnende, marginale filmers zaten ze allemaal in hetzelfde schommelende schuitje.Ga naar eind9 Helemaal toetreden tot de familie deed Ivens dan ook niet, want hij was geen beginner in de marge. Dat vond ook de National Board of Review of Motion Pictures. | |
[pagina 155]
| |
Deze landelijke organisatie van filmcritici gaf Nieuwe gronden de tweede plaats op haar lijst van beste buitenlandse films van het jaar 1936, na Jacques Feyders La kermesse héroique en voor Alexander Korda's Rembrandt. Bij de Amerikaanse autoriteiten viel zijn werk minder in de smaak en zij verlangden coupures in Borinage en Nieuwe gronden. Uit de mijnwerkersfilm moest onder meer het commentaar bij de demonstratie met het portret van Marx worden verwijderd en uit Nieuwe gronden de tekst: ‘De heer Legg, voorzitter van de Amerikaanse commissie voor landbouw, zegt: “Een goed, nuttig varken eet net zoveel tarwe als een vijfkoppige familie. Geef het graan aan de varkens, graan is te goedkoop.”’Ga naar eind10
Zomer 1936 reisde Ivens met Helene van Dongen naar Hollywood, waarbij hij onderweg nog een voordracht hield in Detroit en meteen van de gelegenheid gebruik maakte om de Fordfabrieken te bezichtigen. Ze schaften een oude Pontiac aan voor de verdere tocht naar het westen, waarover Ivens schreef: ‘Helen was een niet erg geroutineerde chauffeur. Ze reed die enorme auto in een slakkegang en veroorzaakte heel wat ergernis onderweg. En wat dan nog! We hadden geen haast en zetten onze omzwervingen door de Verenigde Staten van Amerika, richting Hollywood, voort zonder ooit harder te gaan dan dertig mijl per uur, geloof ik.’ Toen ze deze passage in Ivens' memoires las, sprong Van Dongen uit haar vel: ‘Ik reed meer dan vijfduizend kilometer dwars door Amerika in vijfenhalve dag. Hoe kan dat als een slak? Hij reed niet. Ik deed 't allemaal.’Ga naar eind11 Ivens heeft inderdaad zijn leven lang geen rijbewijs gehad en zijn moeder was in ieder geval vol bewondering voor Helene: ‘Wat een moed om twee keer dwars door de Staten te autoën,’ schreef ze. Dora Ivens was zeer te spreken over de vriendin van haar zoon, want ‘zij schrijft zo echt gezellige brieven, iedere keer een groot genoegen er een te krijgen’.Ga naar eind12 Na een voorspoedige tocht arriveerde het tweetal in Hollywood, ‘het grootste centrum voor agitatie en propaganda ter wereld’, aldus Ivens.Ga naar eind13 Ze werden verwelkomd door acteur Fredric March en de regisseurs King Vidor, Josef von Sternberg, John Ford, John Cromwell, Ernst Lubitsch en Rouben Mamoulian, een illuster gezelschap. March en Lubitsch waren bestuursleden van de Hollywood Anti-Nazi League en de anderen waren gewoon liberals, behalve King Vidor, een verklaard conservatief en anticommunist. De berichten in de pers over de documentaires die de opmerkelijke Europeaan in | |
[pagina 156]
| |
New York had vertoond, moeten in Hollywood nieuwsgierigheid hebben gewekt, te meer omdat linkse ideeën daar net in zwang raakten. De Anti-Nazi League was kort tevoren opgericht, mede door toedoen van Münzenbergs medewerker Otto Katz, die in 1935 onder het pseudoniem Rudolf Breda in Hollywood was geweest. De League kreeg er direct aanzienlijke aanhang en korte tijd later werd in de filmstad een afdeling van de communistische partij gevormd.Ga naar eind14 Er waren curieuze politieke activisten bij aangesloten, vergaderend aan de rand van de zwembaden bij hun kapitale villa's, zich amuserend op party's voor goede doelen die duizenden dollars opbrachten, en zich op hun manier toch oprecht bezorgd makend over het lot van de armen en de dreiging van het nazisme. Ivens en Van Dongen vonden onderdak bij de radicale regisseur Frank Tuttle en zijn Russische echtgenote. Hun gastheer had zijn grootste roem verworven met komedies voor Paramount in de tijd van de zwijgende film. In de filmfabrieken aan de westkust keek Ivens zijn ogen uit bij de onovertroffen techniek en de efficiënte organisatie. Hij bezocht regisseur Frank Capra tijdens de opnamen voor Lost Horizon en Vidor, Mamoulian en Lewis Milestone leidden hem rond in hun studio's.Ga naar eind15 Hij draaide zijn films op feestjes en in juli presenteerde hij zijn werk in Hollywoods Film Art Theatre. Zijn weetgierige gehoor vertelde hij dat voor hem, ‘een Hollander van burgerlijke afkomst, die katholiek was opgevoed’, de vooruitgang, de moraal en het geluk van de mensen meer kansen hadden in een samenleving waar egoïsme en persoonlijk gewin door het systeem waren verslagen, zoals in socialistisch Rusland. Hij vond dat men daar weliswaar ‘nog sporen vond van het oude regime, maar dat in weerwil van alle fouten, alle onvolmaaktheden en soms het machtsmisbruik, de sovjetmaatschappij zich op een hoger niveau bevond dan de Amerikaanse’.Ga naar eind16 Tijdens zijn verblijf in Californië raakte Ivens meteen betrokken bij een korte speelfilm over een werkloze arbeider, getiteld Millions of Us, een produktie van enige Hollywoodbewoners die verenigd waren in de groep American Labor Films. ‘De film was door persoonlijke conflicten niet helemaal afgemaakt. Het was erg goed materiaal en ik hielp de groep de film te voltooien,’ schreef hij aan Moskou. In de haven van San Francisco pleegde hij terreinverkenningen voor hun volgende project.Ga naar eind17 In oktober verscheen Ivens' artikel ‘Notes on Hollywood’ in New Theatre en hierin uitte hij scherpe kritiek op de filmindustrie. Ner- | |
[pagina 157]
| |
gens ter wereld waren betere middelen voorhanden, maar toch leverden die per jaar maar vier of vijf goede films op. Positieve uitzonderingen waren The Informer van John Ford, Modern Times van Charles Chaplin, Mr Deeds Goes to Town van Frank Capra, Fury van Fritz Lang en Pasteur van Wilhelm Dieterle. Dit waren inderdaad films die boven de middelmaat uitstaken, maar die bovendien een of andere sociale kwestie aansneden. Integere filmkunstenaars, vond Ivens, moesten een voorbeeld nemen aan de onafhankelijke cineasten in New York, zich verdiepen in de realiteit van het dagelijks leven en tegemoetkomen aan de behoeften van vredes- en arbeidersorganisaties. Hij suggereerde echter ook de oprichting van een ‘experimentele studio voor systematisch onderzoek naar de fundamentele wetten van de filmkunst’, waar proefnemingen konden worden gedaan die de grote studio's niet wilden financieren, een oude droom uit de tijd van de Filmliga.Ga naar eind18 Ivens was in Hollywood geen buitenbeentje meer met zijn politieke opvattingen, maar de filmproduktie ging er gewoon door als vanouds. ‘Als een van die gerenommeerde regisseurs toevallig driemaal het woord democratie in zijn scenario opnam, beschouwde hij zichzelf al als een revolutionair,’ schamperde hij.
Na hun terugkeer in New York huurden Ivens en Helene van Dongen een ruim eenkamerappartement op 46 Washington Square in Greenwich Village, het grote boomrijke plein aan het zuideinde van Fifth Avenue, met in het midden de Washington Arch en aan een van de zijden de Universiteit van New York. Ooit had landgenoot Willem de Kooning er op een bankje in het park kennisgemaakt met zijn Amerikaanse collega-schilder Mark Rothko, en de schrijvers John Dos Passos, Theodore Dreiser en Stephen Crane hadden aan hetzelfde plein gewoond. De Nederlandse auteur Adriaan van der Veen kwam er eens bij Ivens en Helene op bezoek en herinnerde zich vooral een immense zwarte tafel en stapels boeken langs de muur. ‘Hij was ze aan het verkopen, zei hij, het bezit was hem te lastig, hij ging weer op reis. We spraken over Gide en Malraux, hij wist alles af van de Nederlandse schrijvers, vooral Ter Braak en Du Perron.’ Ze dineerden in een Italiaans kelderrestaurant, waar een gitarist speelde. ‘We dronken er wijn die in een karaf op tafel werd geplaatst, er lag zand op de houten vloer.’ Ivens ‘droeg Europa met zich mee’, dacht Van der Veen, ‘hij was de internationale zwerver, films makend om zin te geven aan zijn reizen’. Hij en Helene leken hem ‘in alles wat ze zeiden en deden doelbewust.’Ga naar eind19 | |
[pagina 158]
| |
Voor de normen van de Village, verzamelplaats van de Amerikaanse bohème, hadden ze een bescheiden behuizing: er waren immers ook zevenkamerwoningen te huur voor 85 dollar, minder dan Ivens voor een lezing ontving.Ga naar eind20 Zoveel lezingen hield hij echter ook weer niet en hun financiële positie was problematisch sinds ze in Amerika waren. Toen Vladimir Pozner dat najaar vanuit Frankrijk overkwam en bij hen logeerde, moest hij een warme jas met Ivens delen, zodat slechts een van hen bij koud weer naar buiten kon.Ga naar eind21 Ivens bevond zich in Greenwich Village op vertrouwd terrein, want ‘terwijl de natie democratisch werd, werd de Village communistisch’, zoals Allen Churchill het in zijn boek over de wijk uitdrukte.Ga naar eind22 Hij ontmoette Dos Passos, de linkse auteur van de hooggeprezen modernistische romans Manhattan Transfer en U.S.A. die Ivens twee jaar eerder in Moskou misprijzend ‘verscheurde kunst’ had genoemd. Hun gesprekken resulteerden in een synopsis voor een documentaire over het Amerikaanse filmbedrijf, maar Ivens verwachtte niet dat hij ooit kon worden verfilmd, ‘omdat hij vernietigend is en voor honderd procent gericht tegen Hollywood’.Ga naar eind23 Afgaand op zijn inspanningen om in de Verenigde Staten een film van de grond te krijgen had hij weinig lust terug te keren naar de ussr. In het voorjaar had hij in opdracht van Amkino een filmpje gemaakt over de Russische school in New York maar hij was ook al met een groot project bezig geweest: een film over Harlem. De financiering van deze ‘negerfilm’ leek aanvankelijk rond, maar door nieuwe geldproblemen werd de produktie onzeker, schreef hij in september tenminste aan Moskou. Verder is niets meer over de film vernomen. Met de succesvolle populair-wetenschappelijke auteur en bacterioloog Paul de Kruif, die van zijn boek The Microbe Hunters ruim een miljoen exemplaren had verkocht, zette Ivens een filmbewerking op papier van diens nieuwste boek Why Keep Them Alive? over de bedroevende gezondheidszorg voor de armen in Detroit, ook een film die niet werd gerealiseerd. Ten slotte kreeg hij een opdracht voor een muziek-leerfilm, op te nemen bij het Boston Symphony Orchestra. Ivens en Van Dongen schreven er een draaiboek voor, maar of het werd uitgevoerd, is twijfelachtig.Ga naar eind24 Gedreven door financiële noodzaak namen ze in november werk aan bij de Progressive Education Association, een instelling die samenwerkte met de Universiteit van New York en die werd gefinancierd door de Rockefeller Foundation. Hun taak was Holly- | |
[pagina 159]
| |
woodspeelfilms tot ongeveer een halfuur in te korten voor gebruik in het onderwijs, waar ze de discussie over maatschappelijke vraagstukken moesten stimuleren. In een interview met L.J. Jordaan, zijn oude medebestuurder van de Filmliga, legde Ivens uit: ‘Zo'n film is wat haar informatieve waarde betreft bijzaak en haar esthetische betekenis doet helemaal niet ter zake. Maar de Amerikaan komt ondanks zijn uiterlijke gemakkelijkheid en jovialiteit niet gauw los. Pas onder de directe prikkel van zo'n inleidend filmpje wijkt de aangeboren reserve en is de weg vrij voor een vruchtbare gedachtenwisseling.’Ga naar eind25 De eerste film die ze onder handen namen, was Fury van Fritz Lang. Kortst mogelijke samenvatting: een zwarte wordt gelyncht omdat hij belangstelling toont voor een blanke vrouw. Lang complimenteerde zichzelf toen hij de ingekorte versie had gezien. ‘Wat een goed verhaal heb ik eigenlijk geschreven,’ zou hij tegen Helene van Dongen hebben gezegd. Zij bleef een jaar of twee in dienst van de Progressive Education Association, maar Ivens was binnen twee maanden weer weg en werd opgevolgd door theaterman Joseph Losey, die na de tweede wereldoorlog beroemd is geworden als regisseur van speelfilms als The Damned, Accident, The Go-Between en Monsieur Klein. Losey was nog onbekend met het filmmedium en moet van Van Dongen de eerste kneepjes van het vak hebben geleerd.Ga naar eind26 In totaal monteerden ze minstens vijfentwintig onderwijsfilms, die Van Dongen uitprobeerde op de leerlingen van een Newyorks college. Joris Ivens begon in New York alweer een beklemd gevoel te krijgen. Hij bespeurde er dezelfde atmosfeer die hem in Nederland al zo slecht was bevallen, die van ‘linkse kringen, noodoplossingen, onderdrukte verwachtingen’, zoals hij het uitdrukte.Ga naar eind27 Hij wilde dat zijn verwachtingen uitkwamen. Hij droomde van grootse panorama's, grenzeloze avonturen en revolutionaire heroïek.
In de zomer was in Spanje een burgeroorlog uitgebroken. Op 17 juli 1936 ontketenden officieren van het Vreemdelingenlegioen in Spaans-Marokko een opstand tegen de republikeinse regering van Spanje. Ze handelden in opdracht van een groep rechtse generaals, onder wie Francisco Franco. De rebellen kregen steun van garnizoenen in het moederland, maar de snelle staatsgreep die zij op het oog hadden, mislukte doordat inderhaast gevormde volksmilities zich schaarden achter de gekozen centrum-linkse regering, die maatschappelijke | |
[pagina 160]
| |
hervormingen wilde doorvoeren, vooral ten nadele van het grootgrondbezit en de almachtige katholieke kerk. Hitler stelde de generaals vliegtuigen ter beschikking om troepen van Marokko naar Spanje over te brengen en meer dan tweeënhalf jaar woedde er een bloedige oorlog die met de naweeën erbij ongeveer een half miljoen slachtoffers eiste. Terwijl de opstandelingen omvangrijke militaire steun ontvingen van Duitsland en Mussolini's Italië, moest de regering het stellen met veel bescheidener hulp van de Sovjetunie en het onbetekenende Mexico. Wel trok een internationale schare vrijwilligers naar Spanje, die de gewapende strijd strijd wilden aanbinden tegen fascisme en nazisme. Voor Joris Ivens symboliseerde de Spaanse Republiek de strijd van een volk tegen tirannie en armoede. In de Verenigde Staten was de belangrijkste organisator van steunacties voor de Republiek het North American Committee for Spain, een dependance van een internationaal comité dat alweer Willi Münzenberg in Parijs had gevormd. In het najaar vertrokken de eerste Amerikanen naar Spanje om te gaan vechten in de Internationale Brigades en de groep Film Historians Inc. verzocht Helene van Dongen uit journaals een montage te maken die kon worden gebruikt bij steuncampagnes voor de Republiek. Het filmpje kreeg de naam Spain and the Fight for Freedom, dat Van Dongen spoedig samenvoegde met een compilatiefilm van het sovjetdistributiebedrijf Amkino, getiteld No Pasaran!, waarna het geheel de naam Spain in Flames meekreeg. Voor het commentaar zorgden Dos Passos, de schrijvers Archibald MacLeish en Ernest Hemingway en de Spaanse auteur Prudencio de Pereda.Ga naar eind28 Ook Ivens was bij de produktie betrokken, maar hij wees het enthousiaste gezelschap erop dat de overtuigingskracht van dit bijeengesprokkelde archiefmateriaal beperkt was en dat alleen een ter plaatse gedraaide film aan hun bedoelingen tegemoet kon komen, eraan toevoegend dat hij hiervoor zelf naar Spanje wilde gaan. Hoe stond het op dat moment met zijn contractuele verplichtingen in Moskou? Op 5 juni 1936 was zijn werkgever Mezjrabpom geliquideerd aangezien de grote concentratie buitenlanders in deze studio de sovjetautoriteiten een doorn in het oog was geworden en Moskou allang zinde op mogelijkheden om Münzenbergs al te machtige apparaat, waartoe het bedrijf behoorde, te kortwieken. Ivens stuurde zijn post daarna direct naar het hoofd van de gehele sovjetfilmindustrie, Boris Sjoemjatski, wie hij opnieuw verzocht om | |
[pagina 161]
| |
toestemming voor een langer verblijf in Amerika. Of hij van Sjoemjatski antwoord kreeg, is onbekend. Zeker is wel dat het plan voor de Spanjefilm meer was dan Mezjrabpom een jaar eerder had kunnen hopen, toen daar werd besloten ‘dat wanneer ik de gelegenheid zou hebben hier een belangrijke film te maken, ik dit werk beslist moest aannemen’.Ga naar eind29 Voor de produktie van de Spanjefilm werd nu de organisatie Contemporary Historians Inc. in het leven geroepen, waarvan Mac-Leish, Ivens, Dos Passos en Hemingway deel uitmaakten, evenals de toneelschrijvers en scenaristen Lillian Hellman en Clifford Odets en theaterproducent Herman Shumlin, drie grote namen op Broadway. Ivens had voor zijn film ook samenwerking kunnen zoeken met de nijvere werkers van Nykino, maar de sterrengalerij van Contemporary Historians was publicitair nuttiger. In hoofdstuk 11 wordt de gang van zaken besproken rond History Today, een groep die in 1937 werd gevormd voor het maken van een Chinafilm, en gezien de feiten daarover mag worden aangenomen dat Ivens de teugels bij de Contemporary Historians stevig in handen had en in nauw overleg werkte met partij- en Cominternfunctionarissen. Behalve Hemingway behoorden alle Historians op dat moment tot de entourage van de Amerikaanse communistische partij. De beminnelijke liberal Archibald MacLeish was bestuurslid van de League of American Writers, die door de cpusa was opgericht om vooruitstrevende auteurs aan zich te binden; Odets en Hellman waren er lid van en sloten zich bovendien aan bij de Hollywood Anti-Nazi League. Met Dos Passos namen ze korte tijd later zitting in de raad van advies van Frontier Films, zoals Nykino vanaf maart 1937 ging heten. Ivens zelf werd bij de oprichting van Frontier Films tot lid van de produktiestaf benoemd, hoewel hij nooit echt voor de organisatie heeft gewerkt. Het ging waarschijnlijk alleen maar om zijn bekende naam.Ga naar eind30 De totale kosten voor de Spanjefilm bedroegen ongeveer achttienduizend dollar en werden voornamelijk opgebracht door leden en sympathisanten van Contemporary Historians. De meesten gaven vijfhonderd dollar, terwijl Ernest Hemingway en het Noordamerikaanse Comité voor Hulp aan de Spaanse Democratie ieder zo'n vierduizend dollar voor hun rekening namen.Ga naar eind31 Zodra er voldoende geld binnen was om de eerste kosten te dekken, stuurde Ivens een telegram naar John Fernhout aan de Keizersgracht 522 te Amster- | |
[pagina 162]
| |
dam: ‘Prachtige gelegenheid kun je januari februari naar Spanje komen matig salaris belangrijke film telegrafeer antwoord Joris.’ Ivens werd zelf niet betaald, maar zijn cameraman zou een bescheiden vergoeding ontvangen. John Fernhout hoefde niet lang na te denken. Hij telegrafeerde zijn ‘ja’ naar New York en een paar dagen later stuurde Ivens een brief met nadere gegevens. Het plan was ‘een soort documentaire over het leven van elk der leden van een gezin in een klein dorp tussen Valencia en Madrid: twee zonen aan het front, een zoon bij de vloot en moeder en dochter en een zoon in het dorp’.Ga naar eind32 Tien maanden nadat hij vanuit Moskou in New York was gearriveerd, keerde Ivens met het passagiersschip Normandie terug naar het oude continent. Helene van Dongen was niet gebrand op riskante expedities en bleef achter in New York. |
|