zwijgen en deemoed nopen. Nederlanders daarentegen krijgen van de aanblik van hun land jeuk in hun vingers, rennen naar de tekentafel en zetten de schop alvast klaar.
Eens zien, dat IJsselmeer is bij nadere inspectie toch niet veel meer dan een onhandig, biologisch armzalig en door lelijke dijken omlijst zoetwaterreservoir. Dat kan wel beter - en véél natuurlijker. In het diepst van onze gedachten zijn we niet alleen onbescheiden onderaannemers van God, in onze overmoed menen we Hem nu zelfs naar de kroon te kunnen steken door zelf her en der natuur aan te leggen. We creëren niet slechts cultuurlandschap doch ook natuurlandschap. Het Rivierengebied? Terug naar de oertijd ermee (althans onze hedendaagse fantasie daarover). De vette zeeklei van Tiengemeten waar de boer mooie diepe voren in kan trekken, statige strakke dijken erachter, hoge luchten erboven? Jakkie bah, dat is maar cultuur, geen goddelijke natuur, dat moet anders, net als dat te weidse, te cultuurlijke IJsselmeer. Dus gaan de dijken én de beurzen open. Want alsof andere zaken onbelangrijk zijn geworden, zo brandt het geld in de zak der natuurbureaucraten om het aan de nieuwe ‘natuurbouw’ uit te kunnen geven.
We hebben zo'n forse tik van een zweverige natuurromantiek meegekregen dat we bereid zijn om het in de loop van eeuwen gecultiveerde en gegroeide Nederlandse cultuurlandschap aan onze uiterst willekeurige, heel tijdgebonden denkbeelden over ‘natuur’ op te offeren. Het zal straks blijken een mode te zijn geweest, net als de nu haarfijn te dateren nietsontziende restauratiemodes uit vroeger jaren. Kunst- en bouwhistorici trekken zich de haren uit het hoofd over wat toen verloren ging. De natuurbouw van nu en de willekeur ervan zullen navenant leiden tot het onherroepelijke verlies van wat allengs geworden is. En tot spijt: dat hadden we in onze onnozelheid niet moeten doen.
Het is een goede gewoonte om te schimpen op de arrogantie van de mannen van Waterstaat met hun dijken op Deltahoogte, op de draglines der ruilverkavelaars, op de boeren en hun alles vernietigende mestvloed. Het Nederlandse landschap, zo luidt de communis opinio der weldenkenden, is bij deze beroepsbeoefe-