breiding van de universele waarden van de Franse Revolutie, doel omdat zelfhandhaving daartoe een eerste vereiste is. Groot-Brittannië heeft als ‘project’ slechts het eigen voortbestaan. Is Europa voor Frankrijk een voortzetting van de staat met andere middelen, voor Groot-Brittannië is het middel tot zelfhandhaving, voor Nederland idealiter een etappe op het pad naar de zelfopheffing. Voor het nog onzekere, geschonden Duitsland is Europa vooral een alibi. De Tweede Wereldoorlog heeft ieder mogelijk Duits nationaal project in de ban gedaan. Alleen via Brussel kan het zich niet-bedreigend manifesteren.
De Franse en Britse politieke cultuur, gericht als zij (mede) zijn op de continuïteit van natie en staat, kent bijgevolg openlijk beleden nationalistische, en daarmee tevens conservatieve, denkbeelden en stromingen. Duitsland zwoer die na 1945 deemoedig af en zocht allengs zijn toevlucht bij het Ersatz-nationalisme van Europa. Natie en staat werden, vooral door politiek links, gelijk gesteld met het Kwaad, slechts één stap verwijderd van het nationaal-socialisme. Deze boetedoenende ‘Duitse’ houding, opgelegd door de overwinnaars, is ook in Nederland wijd verbreid geraakt. De kracht waarmee het denken over natie en staat hier is onderdrukt, en daarmee alles wat zweemt naar conservatieve denkbeelden, doet bijna vermoeden dat Nederland in de Tweede Wereldoorlog aan de Duitse kant stond.
Of is het onze manier om aan te tonen dat we moreel óók superieur zijn aan het gerehabiliteerde Duitsland? Een en ander heeft de voorbije jaren in elk geval, in een wedstrijd in internationale plichtsbetrachting en nationale onbaatzuchtigheid, geleid tot het opnemen van, naar Europese maatstaven, onevenredig grote aantallen asielzoekers. Die race is uitgemond in een foto-finish: het Nederlandse beleid kon niet anders dan het Duitse met enkele maanden vertraging volgen. Tegelijkertijd heeft het precies datgene opgeroepen wat het moest ontkennen: een Nederlands nationalisme. Een vanzelfsprekende natie werd een verwarde natie. Wie hoort ertoe en wie niet? Die vraag klonk eerst alleen in de ‘oude wijken’, tot gêne van de weldenkendheid. Diezelfde vraag is nu reçu bij de (linkse) intelligentsia, die natie en