Republiek van vrije burgers
(2008)–H.J. Schoo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
EmancipatieGa naar voetnoot*In 1968 werkte ik korte tijd in een buurthuis in Amsterdam-Noord. Het waren interessante maanden. Jongens trokken daarvandaan wel naar de stad om iemand ‘in elkaar te tremmen’. Meisjes kijfden er over de merites van pijpen en beffen. Wally Tax trad er op met zijn Outsiders. De doelstelling van deze ‘werksoort’, net op papier gezet, verwonderde me en is me daarom bijgebleven: ‘de cliënten faciliteren om binnen hun subcultuur, volgens eigen normen en waarden, optimaal te functioneren’. Deze toverformule is, ook of juist in al z'n lelijkheid, een verbaal monumentje voor de in die dagen ingezette sociaal-culturele revolutie. De democratie van voorkeuren werd ermee verwelkomd, waarderelativisme geïntroduceerd, sociaal-culturele hiërarchie afgebroken. Wel wist de formule nog op het nippertje de werkgelegenheid van de buurtwerkers te behouden. Zonder dat ‘faciliteren’ en ‘optimaal’ hadden we kunnen inpakken. Het is helemaal ‘jaren zestig’: geprofessionaliseerd sociaal-cultureel werk, ontdaan van de moralistisch-normatieve inslag van filantropische voorgangers, bedreven door hoogopgeleide beroepskrachten. Wie zal de juistheid ervan tegenspreken? Maar professionalisering en het autonoom verklaren, ‘dekoloniseren’, van de cliënt betekenden ook het loslaten van de oorsprong van dit werk: de idee van emancipatie. | |
[pagina 106]
| |
Emancipatie is een meervoudig begrip. Het werd individueel opgevat, groepsgebonden, nationaal, sociaaleconomisch, juridisch, cultureel. Maar aan de verschillende betekenissen kleefde steeds ook die van ‘verheffing’. Waarde- en cultuurrelativisme pasten niet bij die aspiratie. Hoge cultuur was beter dan lage, beschaafd beter dan vulgair (de woorden zeggen het al), de ene bezigheid waardevoller dan de andere. Op zulk onderscheid stoelde het beschavingsoffensief dat de burgerij lanceerde om ‘het volk’ te verheffen. Die hovaardige onderneming is naderhand vaak bekritiseerd. Terecht. We bleken per slot geen gronden te hebben voor het hoog-laagonderscheid, het afwijzen van andermans voorkeuren, het voetstuk van (westerse) burgers. Dit besef is wijdverbreid en heeft vrijwel iedereen tot waarde- en cultuurrelativist gemaakt. De wereld is daar interessanter door geworden. Andere cultuurgebieden tellen mee. Nieuwe kunstuitingen exploreren de spanning tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur. De samenleving is democratischer doordat ons gedragsrepertoire gevarieerder werd. Nog maar zelden worden we gedwongen dingen tegen onze zin leuk of mooi te vinden. Het onderwijs slaagt er bovendien in meer jongeren dan ooit met weinig dwang talloze plezierige en nuttige jaren te bezorgen. Er is, kortom, nog vooruitgang. Toch wringt er iets. Culturele liberalisering is uitgedraaid op volstrekte commercialisering. Christopher Lasch, de Amerikaanse cultuurcriticus, wees hier al vroeg op. Het ‘derde milieu’ (verenigingsleven, jeugdbeweging), na gezin en school, is vrijwel weggevaagd door het uitgaansleven. Liberalisering en commercialisering vernietigen de voorwaarden voor pluriformiteit en lokken een monocultuur uit van ontremming, coffeeshops, stappen, partypil- | |
[pagina 107]
| |
len, bier. Een nieuwe potentaat verdrijft zo de voorkeuren-democratie. Zegt de cultuurrelativist: so what, het een is toch niet beter of hoger dan het ander? De cultuurrelativist heeft gelijk, dat is onze afspraak. Maar wat als waarderelativisme en liberalisering, plus hun kennelijke consequentie, commercialisering, leiden tot verschroeide aarde, uniformiteit? Wordt het dan geen tijd om na te gaan of onze bevrijdende uitgangspunten wel stand houden? Misschien hebben culturele hiërarchie, een zekere dwang, uitstel van behoeftebevrediging en andere afgeschreven deugden bij nader inzien toch culturele, in brede zin, overlevingswaarde. Dat, wie weet, herwonnen inzicht zou voor veel ouders en leerkrachten een steun in de rug zijn. En de sociaaldemocratie zou de afgebroken missie van het emanciperen kunnen hervatten in het besef dat emancipatie, in meerdere betekenissen, geen ‘verworvenheid’ is, iets waar we recht op hebben. Het is sociaal en cultureel kapitaal dat verwatert als het niet wordt onderhouden. |
|