zaak (volgens het mondelinge verslag dat ik daarvan van Wansink kreeg), toen zij andermaal ontkenden de gewraakte uitspraken te hebben gedaan - maar wat zij dan wel hadden gezegd, konden zij zich niet meer herinneren.
Laat ik eerlijk zijn. Als verantwoordelijk eindredacteur van het boek had ik, geconditioneerd om gedonder te voorkomen, er hoogstwaarschijnlijk op aangedrongen de geciteerde uitspraken aan de Zembla-medewerkers voor te leggen en hun ontkenning gedwee te boekstaven. Je leert het zekere voor het onzekere te nemen.
Dat neemt echter niet weg dat de auteurs een legitieme journalistieke keuze maakten om het niet te doen. Zij wogen naar vermogen feiten en omstandigheden, de betrouwbaarheid van hun getuigen, de eventuele meerwaarde van wederhoor, om vervolgens conclusies te trekken over wat zich na de proefvertoning naar alle waarschijnlijkheid had afgespeeld.
Dat is geen inbreuk op het metier, maar de gelouterde journalistieke werkwijze. Ook de Raad beseft dat blijkens artikel 2.3.3. van de Leidraad: ‘Wederhoor ontslaat de journalist niet van zijn opdracht zo waarheidsgetrouw mogelijk te berichten.’ Inderdaad, ‘mechanisch’ wederhoor toepassen is niet meer dan een kunstje - of zelfs, in het slechtste geval, iemand een kunstje flikken. Feiten, omstandigheden, personen en motieven beoordelen is een stuk lastiger. Toch is dat waar goede journalistiek sinds jaar en dag op neerkomt. Het is wat Henk Hofland deed toen hij zijn Tegels lichten schreef, hoe Gerard van Westerloo zijn reportages maakt, of wat Bob Woodward deed in de boeken waarin hij president Bush sprekend opvoert. Woodward past niet blindelings wederhoor toe, maar beschikt over uitstekende bronnen. Het is maar goed dat de VS geen Raad voor de Journalistiek kennen.
Door verongelijkt naar de Raad te rennen, heeft de Zembla-redactie het eigen metier een bar slechte dienst bewezen. Onderzoeksjournalistiek is gebaat bij maximale vrijheid en serieuze journalistieke mores, niet bij beknottende mechanische regels. Aan die gang naar de Raad zit trouwens nog een kwalijke kant. Als de Raad al een nuttige functie heeft, dan die van laagdrempelig en goedkoop