lijks recht gedaan aan de gaandeweg ook in Nederland gegroeide euroscepsis. Juist De Vries' eigen vvd had belangrijk bijgedragen aan dat nieuwe klimaat.
Deze dubbelzinnigheid kenmerkt ook de Nederlandse positie in de Conventie. Uitgangspunt daarvoor is de overtuiging dat de communautaire, supranationale Europese Commissie (het ‘dagelijks bestuur’ van de Unie) goed zou zijn voor de invloed van kleine(re) landen en de intergouvernementele Europese Raad (de halfjaarlijkse top van regeringsleiders) slecht. In die Raad domineren immers de grote jongens - Frankrijk, Duitsland en Engeland voorop - en doen de kleine(re) lidstaten voor spek en bonen mee.
Op grond van deze visie organiseerde Nederland vervolgens een front van kleine landen om de communautaire inslag van de Unie te waarborgen. Het afwijzingsfront richtte zich verbeten tegen het voorstel van Giscard voor een permanente voorzitter van de Europese Raad. Die ‘president’ moest in de plaats komen van het huidige, roulerende voorzitterschap. In een uitgebreide Unie houdt dat immers in dat lidstaten nog slechts eens in de twaalf-enhalf jaar voorzittertje mogen spelen.
Het onlogische van deze machtspolitieke keuze vóór ‘kleine landen’ is dat Nederland via deze omweg eigenlijk volhardt in een federalistisch idealisme dat alom als achterhaald geldt. Onze voorkeur voor regels die kleine landen bevoordelen is in feite een verkapte keuze voor een federaal Europa. Voor een Europese bondsstaat, waarin lidstaten veel soevereiniteit aan een hogere autoriteit afstaan, in plaats van een Europese statenbond, waarin landen zo veel mogelijk soevereiniteit behouden en alleen het strikt noodzakelijke supranationaal regelen, conform het ‘subsidiariteitsbeginsel’.
De nieuwe Unie heeft behoefte aan goed functionerende instellingen - en dus aan nieuwe spelregels. De Conventie stelt ook goede ingrepen voor. Door het verzet van de kleine landen komt er weliswaar geen permanente ‘president’ van de Raad, maar wel een semi-permanente ‘chairperson’. Dat is winst. De Unie bespaart zichzelf ermee de gênante en verwarrende vertoning van een eindeloze rij halfjaarlijkse voorzitters.