tionals goed zicht op het buitenland houden. Internationalisten, postnationalisten, multiculturalisten, ontwikkelingshelpers, allemaal gebruiken ze het woord, evenals captains of industry en exponenten van de buitenlandpolitieke elite - Atlanticus of Europeaan, links of rechts, politicus of diplomaat.
Wat zij bedoelen is doorgaans iets anders. Bijvoorbeeld: we kunnen voor ons goede fatsoen niet doorgaan met bezuinigen op defensie. Of: door verlaging van het ontwikkelingsbudget daalt onze status in internationale fora. Of: de Europese Unie wordt wel erg vervelend voor beroepsdiplomaten als we het in Brussel steeds over geld moeten hebben. Vertegenwoordigers van Nederland vinden het nu eenmaal gênant om nationale belangen ter sprake te brengen, vandaar. Ook valt het hun - begrijpelijkerwijs - moeilijk om op te treden namens een heel gewoon, klein land met bescheiden middelen. Tenslotte telden we ooit mee in de wereld. Een ‘nabeeld’ van die vroegere macht staat ons op het netvlies. In Nederlands ontwikkelingspolitieke ambities zit nog een imperiale reflex.
Wat ze ook bedoelen is een wanhopig: hoe moet het verder met ons? De retoriek over provincialisme is fluiten in het donker. Geborneerde Nederlanders en wereldwijze postnationalisten leven sinds 11 september allemaal in een andere, minder herbergzame wereld. Het huis wordt verbouwd. De koers die de Verenigde Staten op het wereldtoneel kiezen en de euroscepsis die zich ook hier heeft aangediend, dwingen Nederland tot een herbezinning op zijn buitenlandse politiek. Waarheen, kleine man?
Het is onverstandig op deze onzekerheden te reageren met een vlucht naar voren in een mateloos internationalisme. Met fantasieën over de gewichtige rol die Nederland in de wereld te spelen heeft, of grootspraak over onze verantwoordelijkheden. Dat valt nu juist allemaal te bezien. Misschien is het meest wereldwijze, kosmopolitische wat we kunnen doen wel het netjes aanharken van de eigen tuin.
Als reactie op de nieuwe dilemma's toonde Nederland tijdens Golfoorlog 11 al een voorzichtige beweging naar een zekere neo-neutraliteit. Ook het steeds weer bezuinigen op defensie wijst