‘cultuur’ nog resoluut tegenover ‘natuur’ en was het iets wat zich - in tegenstelling tot natuur - leende voor verandering. Daarom was de vraag ‘cultuur of natuur?’ van belang. Intelligentie bijvoorbeeld, wordt die nu bepaald door nature of nurture (omgeving, opvoeding)? Hoe meer cultuur, zo was het idee, hoe plastischer, hoe meer natuur, hoe minder kneedbaar. Die kneedbaarheid is grotendeels uit het cultuurbegrip verdwenen. Cultuur is nu eerder een ongenaakbare essentie, waar we niet aan kunnen of mogen komen. Cultuur-nieuwe-stijl hangt innig samen met religie (niet zelden is ‘cultuur’ een eufemisme voor ‘islam’) en de heilige graal der identiteit - tegenwoordig al evenzeer een vaststaand, gesloten, bijkans aangeboren ‘gegeven’. Heilig, onveranderbaar, alleen met een kniebuiging van diep respect te bejegenen.
In deze opvattingen klinkt de recente Nederlandse geschiedenis door. Nederlanders ‘maken het multiculturalisme veel te cultureel’, omdat dit de manier is waarop we politieke problemen en problemen van het samenleven hebben geleerd op te vatten en te definiëren. Religieus-levensbeschouwelijke ‘volksdelen’ (katholieken, protestanten, socialisten en liberalen) moesten de voorbije anderhalve eeuw vredig met elkaar leren samenleven. De verzuiling was een politiek systeem, erop gericht het land met de permanente rivaliteit van ‘fundamentele’ religieuze verschillen te leren leven. Uit deze ervaringen is de nadruk op cultuur (=religie) in het Nederlandse multiculturalisme voortgekomen.
Misschien is er daardoor zelfs een zekere obsessie ontstaan met ‘anders zijn’. In Groot-Brittannië, waar hij tegenwoordig woont, is het multiculturalisme volgens Sennett ‘civiel’ van aard: ‘Als mensen zich aan de wet houden is hun cultuur hun eigen zaak. Er wordt geen probleem gemaakt van meisjes die in een chador naar school gaan.’ In die houding weerspiegelt zich het feit dat Groot-Brittannië in de moderne tijd niet door religieuze conflicten is gespleten. Met de anglicaanse kerk als staatskerk was het land religieus zelfs verregaand homogeen. Het politieke leven in Groot-Brittannië werd niet gedomineerd en vormgegeven door religieuze conflicten, maar door klassentegenstellingen. De samenleving bestond niet uit volksdelen met een ver-