Het ingenieurssocialisme uit de jaren zeventig bracht een eigen stijl en esthetiek voort van kleinschalige, bakstenen eenvoud met goede plattegronden en van ‘herbergzaamheid’, met kleine, energiezuinige ramen. ‘Bouwen voor de buurt’ als een rooms-rode eredienst voor goudeerlijke gewoonheid en nette armoede.
Cultuurhistoricus Huizinga betreurde begin vorige eeuw al de vernieling van veel schoons in de Hollandse steden, ten behoeve van wat achteraf gezien een eendagsvlieg was: de interlokale tram. Voor de aanleg ervan werden in heel Nederland stadspoorten afgebroken, singels en grachten gedempt, straten verbreed en doorbraken van het stedelijk weefsel geforceerd. Uiteindelijk duurde dit alles niet veel langer dan luttele decennia. Toen legde het buurtspoor overal het loodje, maar het vermorste stadsschoon keerde uiteraard nergens terug.
Is de stadsvernieuwing met die eerdere golf van verwoestingen te vergelijken, qua gevolgen voor de historische omgeving? Wie rondkijkt in Dordrecht, Gouda, Leiden, Haarlem of Alkmaar - allemaal vrij willekeurige voorbeelden -, of anders wel in Den Haag en delen van Amsterdam, zoals de Oostelijke Eilanden, de negentiende-eeuwse Kinker- en Dapperbuurt en zelfs stukken van de veelbezongen Jordaan, is helaas ten volle bereid die sombere conclusie te trekken.
Waar indertijd gejuicht werd over zo veel bestuurlijke daadkracht, overheerst nu de katterigheid. Over de architectonisch en bouwkundig ondermaatse buurtjes die toen alom zijn neergezet en er na 25 jaar alweer naargeestig bij staan - uitgewoond en gedateerd. Maar vooral ook over de geringe sociale kwaliteit die in de stadsvernieuwingsgebieden blijkt te zijn gerealiseerd. Als het vroeger sociaal al geen probleemgebieden waren, zijn ze het nu wel geworden. Nette, nieuwe woningen en individuele huursubsidie waren niet genoeg om dat te beletten.
Dit is de zwakste stee van het ingenieurssocialisme: dat het zo weinig kaas had gegeten van de gevolgen voor het sociaal en economisch leven van kaalslag en nieuwbouw, van gedwongen verhuizingen en veranderingen in bevolkingssamenstelling. Terwijl men gewaarschuwd had kunnen zijn, want enkele van de in-