se trambestuurders over ‘de beestenwagen’ - géén koosnaampje. De klant werd vijand.
Ongedeeld openbaar vervoer is een illusie gebleken. Nederlands decorumloze, postmoderne openbaarheid, met de overheid in de rol van zwakke toezichthouder, brengt mensen niet samen, maar verdeelt of verdrijft hen. Het bevorderen van het openbaar vervoer was een sociologisch en ethologisch naïef project. Het had geen oog voor territoriumdrift en statusangst.
Vele tientallen miljarden verder stelde de vrom-raad, advieslichaam van het ministerie van Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Milieubeleid, begin 2000 vast dat het beleid om de auto terug te dringen door het bevorderen van openbaar vervoer, een fiasco is geworden. Eén blik op stations en wagons van de Amsterdamse metro maakt dat duidelijk, net als ritjes 's avonds laat in verlaten en lugubere treinstellen waar ook in het land. Ook ontnuchterend zijn al die treinen, bussen, trams en metro's die buiten de spits vrijwel leeg over weg en rails jakkeren. Het is letterlijk going through the motions: de verplichte figuren van eens overeengekomen beleid.
Er is in die jaren ook een en ander gecorrigeerd. Er is ‘marktwerking’ gekomen, de conducteur kwam terug op de tram, en eindelijk zijn openbaarvervoerbedrijven nu begonnen om dienstregelingen aan te passen en vrijwel leeg rondrijdend materieel in de remise te houden. Maar de politieke mantra's zijn gebleven: ‘bevorderen van...’, ‘recht op...’ Als de woorden maar mooi klinken. Het is de hoogste tijd om met geheel nieuwe ogen naar dit beleidsterrein te kijken. Welk openbaar vervoer willen we bevorderen? Voor welke groepen mensen precies en tegen welke prijs? En vooral: hoe kunnen we het minder openbaar maken? Want, helaas, openbaarheid is tegenwoordig geen oplossing, maar een probleem.
06-03-2004