tachtig nog dat de ‘trap van bovenaf zou worden schoongeveegd’. Maar daar kwam weinig van terecht: de koffiedames verlieten de Rijksdienst, maar het bleef er krioelen van de beleidsambtenaren. Koffiejuffrouw weg, ‘more room at the top’.
Deze tendens heeft zich in een proces van decennia over een brede linie voorgedaan, ook bij de lagere overheid. ‘Eenvoudig’, betrekkelijk laaggeschoold uitvoerend werk verdween: geschrapt, verzelfstandigd, geprivatiseerd. Straatmakers raakten ambtenaar af, conducteurs verlieten de tram, meteropnemers en kwitantielopers verdwenen uit het straatbeeld, portiers, conciërges en andere toezichthoudende functionarissen werden overtollig of, in het beste geval, overgeheveld naar particuliere beveiligingsbedrijven. Perronopzichters, schoonmakers, pontbazen en brugwachters - zij allen kregen hun congé. Uit de tijd, ouderwets, overtollig, te duur.
Dat deze nogal eenzijdige ingrepen een dubieuze ratio hadden, werd eigenlijk bevestigd door de komst van de Melkertbanen, midden jaren negentig, een poging om de overheid te herstellen in haar rol van ‘employer of last resort’. ‘Overbodig’ werk bleek alsnog ‘noodzakelijk’ en allerlei eenvoudige bezigheden keerden via de achterdeur bij de overheid terug. Maar halfbakken: apart, zonder status, niet op de gewone begroting of normaal in dienst.
Het gaat niet aan alle verandering als onterecht te brandmerken. De taken van de overheid kunnen niet statisch zijn. Zij veranderen met de maatschappij, onder invloed van de politieke agenda en nieuwe denkbeelden over de rol van de overheid. Onvermijdelijk verandert dan de samenstelling van het ambtenarenapparaat. Bovendien zat er aanslibsel van jaren in die overheidsdiensten, werd er inefficiënt gewerkt en was nogal eens sprake van belabberde dienstverlening.
Maar ten minste één gevolg van alle afslanken, verzelfstandigen en privatiseren verdient meer aandacht: het ontstaan van een overheid die hoofdzakelijk uit witte boorden bestaat. Vooral beter opgeleiden bereiken nog de arbeidsrechtelijk aantrekkelijke ambtenarenstatus; die vorm van baan- en bestaanszekerheid wordt voor minder getalenteerden een steeds grotere zeldzaamheid.