Iets dergelijks geldt voor rechterlijke macht, gezondheidszorg, (hoger) onderwijs en journalistiek. Belangrijke publieke instellingen hebben ontegenzeggelijk een linkse inborst. Maar de betekenis van deze feiten is minder duidelijk. Links zelf hangt, bijna naïef, de officiële leer aan: al zijn overheidsdienaren links, ze zijn prima in staat om persoonlijke opvattingen en professionele plichten uit elkaar te houden. Hun politieke voorkeur leidt niet tot partijdigheid. Er is dus geen probleem.
Er ontstond dan ook grote - linkse - verontwaardiging over het schuchter ‘problematiseren’ van een overduidelijk linkse rechter in de strafzaak tegen Volkert van der G. en van een linkse onderzoeker in het parlementaire integratieonderzoek. Geen probleem, heette het: dergelijke professionals kunnen over hun schaduw heen springen. Rechts ontkende vroeger op identieke wijze zijn toenmalige institutionele voorsprong.
Fractieleider Halbertsma gelooft niet in de belangeloze dienstbaarheid van linkse overheidsdienaren. Volgens hem ontlenen ambtenaren zelfs rechten aan hun partijdigheid. ‘Toen ik bij een discussie over de Theemsweg was, waren de eerste rijen gevuld met personeel van zorginstellingen die daar een baantje hadden.’
Ook De Vries is de naïveteit voorbij. Het probleem is volgens hem niet zozeer patronage (linkse overheidsbanen voor linkse mensen), maar ‘progressieve bias’: een vooringenomen kijk op de werkelijkheid, met politieke consequenties. Net als de politiek en veel media, was de ambtenarij in 2002 ziende blind voor het onbehagen der burgers dat Fortuyn zijn stuwkracht verschafte. Had de ambtenarij een politiek gemengde samenstelling gehad, dan was de politiek beter ingelicht geweest over maatschappelijke ontwikkelingen.
Doorgaans voegen politieke ambtsdragers - ook rechtse - zich naar het ‘linkse’ bureaucratisch wereldbeeld. Ministers, gedeputeerden en wethouders gaan zelden de strijd aan; politici moeten nu eenmaal verder met het ambtelijk apparaat waarvan zij functioneel afhankelijk zijn. En als er wél strijd is, komt de buitenwereld het zelden te weten. Het hoort zelfs tot de goede politieke zeden om ambtenaren immer te prijzen. Zij werken altijd keihard, zijn altijd uiterst loyaal.