landse politiek is gebrek aan strijd en intellectuele rivaliteit. Er is weinig debat, niet langer wordt vastgesteld wie ‘vriend’ is en wie ‘vijand’. We koesteren onze Nederlandse ‘eeuwige vrede’ als een waarborg voor civiele politieke zeden en gebruiken. De politiek wordt gereduceerd tot bestuur, ‘administratie’.
Conflict moge het zuurdesem van de democratie zijn, daar staat tegenover dat ‘geruzie’ lelijk kan ontsporen. In wat een land was van religieuze minderheden, is conflict nog altijd een schrikbeeld. De verzuiling had niet voor niets als belangrijkste doel om politieke geschillen zo te reguleren dat de maatschappelijke vrede gehandhaafd bleef. Ook de kiezer wil meestal niet van ruzie horen. Met zijn confronterende, conflictueuze stijl verwierf Fortuyn niettemin in korte tijd een omvangrijke (potentiële) aanhang. Die was echter gedoemd beperkt te blijven tot hooguit een kwart van het electoraat. De rest, een ruime meerderheid, verafschuwde zijn stijl en scherpte, nog afgezien van de penibele kwesties die Fortuyn op sardonische manier aanroerde. Fortuyn polariseerde. Veel kiezers verwachten daar vooral onheil van.
Het pendant van die afkeer van conflict, is dat de macht zelden of nooit verhelderd wordt. Toch is dat een essentiële functie van het conflict. Het laat zien ‘hoe de hazen lopen’, de macht werkt, wie de baas is. Conflictvermijding werkt verhullend en past daarom als gegoten bij de diffuse Nederlandse machtsstructuren. Niemand is de baas, mág de baas zijn, dus hebben we geen behoefte aan conflicten die - al dan niet bedoeld - de machtsvraag aan de orde stellen. Maar als er nu gewoon geen conflictstof meer is, als een politieke gemeenschap het over alle belangrijke kwesties au fond eens is? Fortuyns ‘populistische agenda’ toonde aan dat er nog meer dan genoeg is om over te strijden. Immigratie, multiculturalisme, het spanlaken van internationale verplichtingen waaronder een klein land als Nederland iedere autonomie verliest, de toekomst van de nationale staat, de rol van de elite, de werking van de democratie.
Ondanks al hun lippendienst aan het fortuynisme ligt het niet voor de hand dat de gevestigde partijen zich over deze ‘splijtende’ issues ontfermen. Juist hun fletse inhoudelijke profiel maakt par-