een al over karakterzwakte of kamertjeszonden gestruikeld. Onheus, unfair - maar bij gebrek aan duidelijke politiek-inhoudelijke maatstaven moet het oordeel van de kiezers toch érgens op stoelen. Psychologiserende lankmoedigheid, zoals in het geval-Oudkerk (en indertijd bij Clinton), past eigenlijk slecht bij geper-sonaliseerde politiek. Moreel falen, de faux pas, God, gezin en karakter zijn immers de coördinaten van dat systeem, bij gebrek aan meer politiek-inhoudelijke criteria.
Maar waar Amerika (Clinton buiten beschouwing gelaten) personalisering en psychologisering van de politiek paart aan een sterke (re)moralisering van het publieke leven, blijft in Nederland de personalisering samengaan met een door Paars aangemoedigde ‘demoralisering’ van de publieke ruimte. Opheffing van het bordeelverbod gaf hoerenlopers een morele vrijbrief: er is niets laakbaars aan, want het is niet verboden! Zo kan Nederland opgezadeld raken met een door personen gedomineerde politiek, zonder dat kiezers nog beschikken over ijkpunten - politiek of moreel - om politici de maat te nemen. Dan resteren alleen nog subjectieve, psychologische maatstaven, die de wat minder rondborstige en ‘authentieke’ politieke persoonlijkheden natuurlijk subiet diskwalificeren. Het geval-Oudkerk laat ook zien tot welke morele verwarring en laffe politieke oordelen psychologisering van het openbare leven kan leiden.
Maar een andere, optimistische kijk is ook mogelijk. Ja, er is sprake van demoralisering, maar die is selectief, vooral gericht op seksuele ‘zedelijkheid’. Op andere terreinen - discriminatieverbod, egalitaire omgang tussen mensen, relativering van hiërarchie - is de moraal juist aangescherpt. Onze politieke orde blijft dan ook een morele orde en wordt allerminst, zoals Sennett vreesde, gereduceerd tot psychologie.
24-01-2004