Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden
(1956)–Ivo Schöffer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk I
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
bijzonder toegespitst op de rancune: tegen het Jodendom, tegen het liberalisme, tegen het kapitalisme, tegen Versailles, tegen het bolsjewisme, en dan alles overgoten met een sterk gekruide nationalistische saus. De naamcombinatie van nationalisme en socialisme geeft al direct het pluralistisch karakter aan. Daarna wist de beweging ook andere groepen te winnen, zocht zij ssaansluiting bij uit het Christendom losgeraakte groepen en bood een Germaans geloof, zocht zij aansluiting bij de Kerk met een gesaeculariseerd ChristendomGa naar voetnoot1, bij het kapitalisme (Ordnung), bij boeren en arbeiders (verering van het ‘Völkische’, de ideeën van ‘Gemeinschaft’), etc. De ideologie krijgt hierdoor een grote soepelheid: zowel ten opzichte van de eisen der omstandigheden, waarbij nu eens dit element dan weer dat kon worden geaccentueerd, als ten opzichte van de volgelingen: voor iedere groep een eigen toon en eigen belofte. In de practijk en de propaganda heeft bij dit alles vooral voor de massa de rassenleer, en dan in het negatieve: de bestrijding van ‘de Jood’, de grootste plaats ingenomen, maar om de ideologie daarom geheel onder deze ene noemer te brengen lijkt onjuistGa naar voetnoot2. Vooral voor de intellectuelen en anderen, die buiten de eigenlijke kerngroep stonden, waren andere elementen, ook de z.g. ‘positieve’ kanten van de rassenleer b.v., vaak wezenlijker. Tamelijk onvruchtbaar zijn daarom de pogingen om het nationaal-socialisme te typeren en te classificeren volgens stromingen en ideeën van het verleden. Zeker, er zijn vele feeën aan te wijzen, die bij de wieg van het nationaal-socialisme stonden: Fichte, Gobineau, Nietzsche, Houston Stewart Chamberlain, Spengler, om de meest opvallende te noemen. Maar dat wil toch nog niet zeggen, dat men alles wat maar Duits is als voorvaders en geestelijke scheppers van het nationaal-socialisme mag vermelden. Als men de wortels maar breed genoeg verklaart, zou daar tenslotte het gehele verleden onder kunnen vallen en daarmee zou alles en niets gezegd zijnGa naar voetnoot3. Pogingen om anderzijds de nazi-ideologie iedere achtergrond te ontzeggen, omdat dit op zichzelf al te veel eer zou zijn voor de beweging, is evenzeer een ontwijken van de realiteitGa naar voetnoot4. We hebben nu eenmaal | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||
te maken met een ideologie, die weliswaar uit de omstandigheden is geboren en daarvan zeer sterk afhankelijk is, maar steun en achtergrond vond bij vele Duitse denkers, - ook volstrekt niet alleen Duitse, Rousseau, Carlyle en Machiavelli b.v. -, en soms zeer consequent deze oude invloeden verwerkte en gebruikte. Onjuist is het evenzeer de nazi-ideologie te isoleren als de schepping van één speciale gedachtensfeer uit het verleden. Zo neigt men er wel eens toe anti-christelijke stromingen verantwoordelijk te stellen voor het nationaal-socialisme, of het zelfs als de uiterste consequentie van de saecularisering sedert de Franse Revolutie aan te duiden! Gemeengoed is het geworden de schuld van het nationaal-socialisme te leggen op de brede epauletten van de Pruisische ‘Junker’; zelfs is wel eens een constructie Westers-democratisch (dus niet-nationaal-socialistisch) en Oosters-despotisch (nationaal-socialistisch) te vindenGa naar voetnoot1. Integendeel, in zijn pluralistisch karakter bezit het nationaal-socialisme evengoed Christelijke als onchristelijke, Pruisische als on-Pruisische, ‘Westerse’ als ‘Oosterse’ elementen. En toch meen ik nog één speciale trek in de nazi-ideologie te moeten vermelden: de specifiek Duits-nationalistische. Het nationaal-socialisme werd in Duitsland geboren, vond daar zijn verwerkelijking en droeg overal, waar het elders opdoemde, een sterk import-karakter. Ik zeg met nadruk Duits, niet Pruisisch, omdat mijns inziens in het bijzonder de religieus-schwärmerische zijde van de nazi-ideologie eerder ‘Zuid-Duits’ genoemd zou kunnen worden. Trouwens, rooms-katholieke trekken zijn er duidelijk in te vinden: het uiterlijk ritueel, de middeleeuws-getinte massale vervoering, de op de partij overgedragen tegenstelling leek-priester met zijn onfeilbaarheid van bovenaf en volstrekte volgzaamheid van onderopGa naar voetnoot2. Vele van de Germaanse mythen en ideeën komen uit Zuid-Duitsland voort. De meeste Duitse leiders van de NSDAP komen uit Zuid-DuitslandGa naar voetnoot3. Het zou ons hier te ver voeren, maar het loont zeer zeker de moeite, eens in de nazi-ideologie Pruisische en Zuid-Duitse elementen van elkander te scheiden en historisch terug te brengen op hun streken van oorsprong. Om nu weer anderzijds alle Pruisische invloed op het nationaal-socialisme te ontkennen voert m.i. echter ook te verGa naar voetnoot4. Wil men historisch wording en groei van de nazi-ideologie nagaan, dan moet allereerst worden bestudeerd degedachtenwereld van de rechtse groeperingen en individualisten na de eerste wereldoorlog, die onlangs onder de naam ‘conser- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vatief-revolutionairen’ werden samengevatGa naar voetnoot1. Aan de denkbeelden en geloofselementen van deze heeft het nationaal-socialisme oneindig veel te danken, al bleven zij zelf wel de ‘Trotzkisten’ van de partij. De bekendsten onder hen waren: Moeller van den Bruck, Ernst Jünger, von Salomon, Rauschning, Spengler en de StrassersGa naar voetnoot2. En achter dezen rijst de figuur Nietzsche weer op. Maar te lang reeds verwijlde ik bij de historische achtergronden van de nazi-ideologie; waar het hier om gaat, is haar inhoud. Veel meer dan een typering kan dat niet worden. Hier doet zich een los, vaak rammelend, snel veranderend beeld voor dat schematisch en theoretisch natuurlijk aan alle kanten aanvechtbaar en wetenschappelijk gezien beslist verwerpelijk is. Men kan en mag ook niets anders verwachten, duisterheid behoort bij de opzet en de pluralistische vorm van deze ideologie. Tracht men iets van deze wereldbeschouwing te begrijpen dan wordt men op slimme wijze door de nationaal-socialist terechtgewezen: ‘Wenn man dem National Sozialismus vorwarf, keine Weltanschauung zu besitzen oder zu sein, so liegt das vor allem darin begründet, dass die nationalsozialistische Weltanschauung rein verstandesmässig nicht zu erfassen ist, sondern so wie Sie aus dem Blute entsprang, auch vom Blute her begriffen werden will. Nationalsozialismus als Weltanschauung kann nicht gelehrt, er muss erlebt werden’Ga naar voetnoot3. Zonder te pretenderen, dat ik het nationaal-socialisme, in de zin van bovenstaand citaat althans, nu precies heb ‘erlebt’, wil ik toch trachten de nazi-ideologie aan de hand van speciale nazi-termen misschien niet ‘verstandesmässig zu erfassen’, maar dan toch enigszins te typeren. Inderdaad moet het verstand er vaak bij stil staan. Zeer duidelijk valt de ideologie in twee tendenties uiteen, twee accenten, die weliswaar niet echt van elkaar gescheiden kunnen worden, maar toch een verschil van dosering vertonen. Een dosering dan van rationeel en irrationeel, rationaliserend en mythologiserend althans. Ook hier is het pluralisme weer duidelijk: meer rationeel-georiënteerden bood men beredeneringen, diegenen, die behoefte hadden aan religieuze dienst en verheerlijking, werd de gelovige beleving gegeven. De redenering moest iets subtieler, iets fijner individueel worden gericht, de verheerlijking kon massaler en socialer zijn. Daarbij droeg de rationaliserende tendentie een meer opportunistisch karakter, de mythologiserende kon constanter en daardoor bezielender werken. In het beredenerende vlak ligt zeer duidelijk de nationaal-socialistische eredienst van de Dynamik. Alles wat ‘dynamisch’ is, in beweging verkeert, en zo- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||
doende verbetering of vooruitgang zou kunnen brengen, is in zichzelf gerechtvaardigd, omdat het... beweegt. Een werkelijk meesterlijke vondst voor een staatsman, die voor een verarmd (oorlog en crisis), kleingehouden (Versailles) en ‘vernederd’ (‘Schuldfrage’, bezetting, demilitarisatie etc.) land expansie en buit zoekt. Homo homini lupus. Ziedaar de natuurwet van alle staatkundige en maatschappelijke verhoudingen. De mens zoekt in een voortdurende persoonlijke, sociale en nationale expansie zijn natuurlijke bevrediging. De wereld, de staat zou verzwakken, seniel worden (Spengler!), wanneer hij niet dynamisch meer zou zijn. De daad is de enige uitingsmogelijkheid van de mens, die werkelijk iets tot stand wil brengen. De vergeestelijking, het zich terugtrekken uit het menselijk gewoel, het tevreden zijn met het verworvene, het berusten in een situatie, zij zijn alle evenzovele tekenen van aftakeling en achteruitgang. Hij is de gezonde mens, die dynamisch is, die zijn doel in de verandering weet te vinden. In vergroofde vormen, vereenzijdigd en vervalst zijn hier de ideeën van Macchiavelli, Stirner, Marx, Lasalle, Nietzsche en Darwin te vinden. In welke richting kan zich deze dynamiek dan uiten? De Bismarckeaanse Macht is zulk een dynamische uiting. De machtigste is de gerechtvaardigde. Macht boven recht, een real-politische leer, die meer en meer in veler denkwijze triomfen vierde. Ook in de geschiedschrijving, een achteraf-beschouwing bij uitstek, is men spoedig geneigd zich neer te leggen bij datgene, wat ‘nu eenmaal moest gebeuren’ en zo vaak dus door macht is bepaald. Vooral de Duitse Rankeaanse geschiedschrijving van omstreeks 1900 (Lenz, Oncken, Rachfahl), maar niet minder de imperialistisch-getinte geschiedschrijving in Engeland in diezelfde tijd hebben zich aan deze visie bezondigdGa naar voetnoot1. Macht is een objectief waarneembare factor, en ‘realpolitisch’ lijft het nationaal-socialisme de Macht, als een dynamische norm bij uitstek, bij zijn wereldbeschouwing in. In eenzelfde realisme beredeneert het nationaal-socialisme het recht van de dynamische mens om zijn machtsgebied, zijn Raum op te vullen en uit te breiden naar zijn eigen ‘behoefte’. Dit is de tweede objectief waarneembare factor: de geografische omstandigheden geven de ruimte van de expansieve mens aan. Het nationaal-socialisme kon hierbij direct aansluiten bij de geopolitieke school, die zich, geïnspireerd door de anthropogeografen Ratzel en Kjellèn, onder leiding van Karl Haushofer had gevormdGa naar voetnoot2. Haushofer zelf had via zijn leerling Rudolf Hess zelfs nog invloed gehad op de theorieën van het ‘Lebensraum’, die Hitler in Mein Kampf had neergelegdGa naar voetnoot3. Deze geopolitiek was een politieke | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wetenschap van sterk aprioristisch karakter. Uitgaande van de staat als een levend organisme, dat in de meest strikte zin gedetermineerd wordt door geografische omstandigheden, rechtvaardigde de geopolitiek de expansie van een staat langs de geografische ‘lijnen’ als een natuurlijke uiting. Wanneer er dus lege ruimten ontstaan, doordat één der staten, die innerlijk niet meer door een dynamische levenswil wordt bezield, verslapt, dan dient die staat, die natuurlijkerwijze door geografische omstandigheden deze ruimte nodig heeft, haar te vullen. Men moet ook in ruimten denken: rivieren, zeekusten verbinden en scheppen de ruimte, bergruggen en wouden kunnen afbakenen maar tegelijkertijd ook voor een ruimte stuwend werken. Ook deze geografische bepaling is in zich dynamisch gericht, immers, uiteindelijk is de wereld één geografische ruimte. Men voelt hier duidelijk de rechtvaardiging van iedere drang tot wereldheerschappij: heeft de dynamische staat voor zijn ruimte de riviermonding van b.v. ‘zijn’ rivier bereikt, dan ligt daarachter weer een nieuwe te verwerven ruimte, de zee, en beheerst men eenmaal de zee dan is daarachter koloniaal gebied te vinden enz. Een expansie kan dus slechts dan gestuit worden, wanneer een andere sterke staat ‘zijn’ ruimte weet te verdedigen of in omgekeerde richting weet uit te breiden. Ruimte en Macht houden elkaar dus in een dynamisch evenwicht, totdat één der ruimten verslapt en tevreden wordt. Wat bepaalt dan die Macht en die Ruimte? Natuurlijk de binnen deze ruimte wonende gemeenschap, de mythe schenkt aan de gemeenschap de kracht voor de macht- en ruimte-expansie. Zo sluit inderdaad de nationaal-socialistische ‘Weltanschauung’ als een bus. Maar realistisch en practisch gezien, kan dit volk, de massa of de horde, die wel een wil heeft, maar niet weet hoe die te verwerkelijken, niets uitvoeren zonder eendracht onder een sterke en dynamische leiding. De democratische, parlementaire verdeeldheid maakt machteloos en ruimteloos, slechts de leiding van een élite geïnspireerd door de machtige en in ruimten denkende Führer kan baten. Dit is het derde dynamische element in de wereld: de uit de natuurlijke krachten van het volk omhooggekomen en door dit volk aanvaarde leider. De volksleider, die alle goede en dynamische eigenschappen van het volk, waar hij uit voortkomt, in zich verenigtGa naar voetnoot1. Deze leider weet bij ingeving wat hij moet doen, in overeenstemming met de ware volkswil. Hij is heroïsch, niet schromend soms te handelen, wanneer het volk zijn verre blik, zijn vooruitziendheid niet kan begrijpen of volgen. Hij zit niet vast aan de rompslomp van een altijd-twijfelend, redenerend, remmend parlement, hij kan direct de daad verrichten, omdat hij weet en voelt, dat het zo goed is. Hij is géén dictator, maar de ware leider. Rondom hem staat de partij, de beweging, die hem steunt en hem het meest vertrouwt en beschermt en zelfs eenzijdiger mag zijn dan de bezonnen leiderGa naar voetnoot2. Het is de ‘Führer’, zelf dynamisch, die | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||
werkelijk volledig de dynamische mogelijkheden van macht ziet en die binnen de ruimte begrijpt en doorzet. De ware bezieling van deze dynamiek komt van de ‘Mythos’. De mythe is de cultuur- en gemeenschapvormende oerbeleving, het apriori. Zoals in de Middeleeuwen de mens bet geloof als apriori bezat, de zogenaamde moderne mens de rede, zo zoekt de waarlijk moderne mens naar de oerbeleving van de gemeenschapGa naar voetnoot1. ‘We hebben weer geloof nodig zonder verstand’Ga naar voetnoot2. De mythe van de gemeenschap zal dit kunnen bieden. Haar betekenis mag zeker niet onderschat worden. Of men wilde of niet, steeds meer werd men in de vele organisaties in een dergelijke romantisch-sentimentele beleving meegesleeptGa naar voetnoot3. Zelfs nu nog - ik merkte dit in enkele gesprekken met oud-nationaal-socialisten - bestaat er een zeker heimwee naar die tijden van kameraadschap, samen-zingen, spreekkoren vormen, geoefend juichen etc. Geen wonder dat, en in dit geval niet ten onrechte, verwantschappen tussen de Duitse Romantiek en het nationaal-socialisme worden gezocht. Wanneer ik enkele elementen van de ‘Mythos’ aangeef, zal dit romantisch-nationalistische in elk hunner dan ook herkenbaar zijn. Welke zijn de constanten in die gemeenschap, waarin zijn haar oerkrachten dus te vinden? In de eerste plaats in ‘Rasse’. Hierin volgt het nationaal-socialisme zeer getrouw de leerstellingen van de Gobineau, Vacher de Lapouge en Houston Stewart Chamberlain. Hitler en vooral Rosenberg hebben de laatste zelfs haast letterlijk overgeschreven. Hier leeft de mythe van het bloed, het Germaanse bloed. De gemeenschap wordt door het bloed bepaald, de ware, meest bloedzuivere, sterkste gemeenschap is de zogenaamde Germaanse. Het Germaanse ras is herkenbaar aan de uiterlijke erfelijke eigenschappen zoals blonde haren, blauwe ogen, brede borst, lange schedel etc. maar ook aan zijn superieure innerlijke erfelijke eigenschappen: eerlijkheid, trouw, moed, dynamiek etc. De Germaan is de ware ‘Leistungsmensch’, die de dynamiek, door zijn bloed alleen al, in zich draagt en wil uitdragen (Günther, Clauss e.a. zijn de voornaamste nazi-rastheoretici). Hij behoort tot het oudste cultuurras der aarde, stammend van het Baltisch-Pruisisch gebied, dat zich, o.a. door zijn gezonde vruchtbaarheid en superioriteit, wist uit te breiden over Europa tot aan de Middellandse Zee en zelfs India (de z.g. Ariërs) toe en zo overal de Germaanse, ‘nordische’ cultuur wist te brengen en waarlijk geschiedenis maakte. Juist buiten het eigenlijke gebied wordt het Germaanse ras voortdurend door verbastering bedreigd, zowel door directe biologische rasvermenging met andere, en dus minderwaardige, rassen als door de geestelijke overheersing van deze andere rassen. Deze biologische en geestelijke verbastering van het Ger- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||
maanse ras en de Germaanse cultuur betekent de achteruitgang door verwekelijking van de cultuur in het algemeen. Erfelijk ontaard en zeer minderwaardig is vooral het Joodse ras. Met gebruikmaking van alle mogelijke gegevens uit de erfelijkheidsleer, van sociale statistieken en archeologische vondsten, wordt de Germaanse uitverkorenheid ‘wetenschappelijk’ geadstrueerdGa naar voetnoot1. De verheerlijking van het Germaanse ras slaat ook in theorie om in een agressieve verwerping van de culturen van de andere rassen. Typische producten van de Joodse, Slavische en zelfs Romaanse wanculturen zijn b.v.: het Jezuïtisme, de vrijmetselarij, het bolsjewisme, de pornografie, het surrealisme, het kapitalisme etc. Instinctief verzet zich de Germaan tegen al deze gevaarlijke invloeden, maar hij delft vaak het onderspit. Maar steeds ook komt het telkens weer oplevend verzet voort uit het kerngebied, dat vrijwel het tegenwoordige Duitsland of het gebied rondom de Oostzee (de ‘nordische Welt’) beslaat. De geschiedenis van de mensheid wordt het zuiverst van dit gebied uit beschreven. Psychologisch heeft in de spanningen vóór en tijdens de oorlog de rassentheorie het diepst misschien gewerkt als uitlaat voor allerlei angsten, wrokgevoelens en afgunstGa naar voetnoot2. De Joden hebben het meest hieronder geleden, al bestond ideologisch gezien ook de mogelijkheid om andere ‘minderwaardige’ rassen te vervolgen en langzaam te vernietigen (Polen, Zigeuners, Russen hebben dit tijdens de wereldoorlog ondervonden). Een behoefte aan bewijs voor deze theorie bestond er in bepaalde kringen wel, maar het is niet de eerste behoefte. ‘Unsere Rasse gilt uns auch dann, wann die Theorie noch nicht in allen Stücken mitgekommen sein sollte, als die Grundbestimmung unseres Lebens und Werdens’Ga naar voetnoot3. Ja, zelfs wordt erkend, dat de wetenschap niet kan ‘meekomen’: ‘Also rein blutmässig betrachtet, ist das heutige deutsche Volk ebenso wie alle anderen europäischen Völker natürlich auch ein Mischvolk, und keine Macht der Erde kann diese Entwicklung rückwärts revidieren. Aber der Mythos des Blutes, der Abstammung geht dagegen an und pflegt die Vorstellung einer besonders reinen volksbegründenden Rasse’Ga naar voetnoot4. Ook binnen het Germaanse kerngebied zijn er echter verbasterende invloeden aanwezig: de verstedelijking. De stad trekt alle slechte elementen aan, handel en verkeer bevorderen contact met andere rassen en stimuleren oneerlijkheid, het ongezonde stadsleven verslapt met zijn luxe de gezonde Germaan, de mechanisch-industriële arbeid bederft en vervormt de ware Germaanse ijver | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||
en zijn instinctieve artistieke gevoel, enz.... Voor Goebbels is ‘Asphalt’ het afschrikwekkende symbool van deze vorm van verbasteringGa naar voetnoot1. De werkelijke Germaan vindt men daarentegen terug bij de boer, die onverbasterd van vader op zoon zijn land verbouwt, die naar de regelmaat van de seizoenen zijn arbeid indeelt en verricht, die nog dichtbij de natuur staat, en steeds koppig en trouw met zijn land worstelt. Heel de romantiek van ‘En de boer, hij ploegde voort...’ (Werumeus Buning) gaat hierin schuil. De boer heeft familiezin (‘sibbebesef’) zowel naar het verleden voor zijn voorvaderen als naar het heden ten opzichte van zijn verwanten, zijn dialectgemeenschap etc. De boer voelt zich één met de grond. Het verband tussen ‘Blut und Boden’ wordt door Walther Darré in het bijzonder als mythe van de gemeenschap verheerlijkt. De werkelijke aard van het ‘Volkstum’, het ‘Völkische’, is hier op de eeuwenoude bodem te vinden. Juist bij de boer zijn de gewoonten, de folkloristische en historische gegevens nog typisch Germaans. Geslachtskunde (Sibbekunde)Ga naar voetnoot2, kennis van volks- en vooral boerengewoontes (Heemkunde)Ga naar voetnoot3, GermanistiekGa naar voetnoot4 en archeologieGa naar voetnoot5 zijn favoriete wetenschappen, die ertoe kunnen dienen het ware ‘Volkstum’ te leren kennen. En tenslotte is er de mythe van het ‘Reich’, vooral door de oorlog naar voren gebracht. Tevoren was er meer de verheerlijking van het ‘Deutschtum’ en het Derde Rijk, de eigenlijke concrete vóórfaze van de abstracter-mythische rijksidee, toen nog begrensd door taal en geschiedenis van het grotere Duitsland. Het Rijk is een historische gedachte: van het middeleeuwse ‘Roomse’ Keizerrijk, meer Germaans dan Rooms evenwel, dat, sedert Karel de Grote, zich opwierp als enige ordenende macht van het Christelijke Europa. Het is de ordenende eenheid van het Germaanse ras, het is voor het Duitse volk de waarlijk bezielende mythe van het Europese ‘Raum’, waarbinnen het zijn verwerkelijking zoekt. Het ‘Reich’ kan hierbij ideologisch dienst doen zowel voor een buiten het eigenlijke ‘Deutschtum’ uitgaand Hitleriaans imperialisme als voor een federalistisch geordend Europa onder Duitsland als kerngebied. Het feit, dat juist tijdens de oorlog de ‘Reichs-’gedachte zo sterk naar boven komt, geeft wel aan, dat tegelijk met verovering een imperialistisch-rechtvaardigende ideologie wordt gezocht. Als term vaag en toch historisch georiënteerd, behoort het geheel in de pluriforme vaag-gehouden nazi-ideologie thuis. ‘Reich’ is de onvaste vorm, waar de inhoud nog in gegoten worden meet, de geestelijke ruimte die gevuld moet worden. En hoe mythisch is dit alles! Men leze eens het | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||
volgende citaat van Steding: ‘Das Reich... wird nicht nur (begriffen) als völkerrechtlich bestimmtes, dutch Grenzen, Staatsverträge und dergleichen abgehobenes Gebilde, sondern als reinster Inbegriff der Ordnungen und Gesetze unserer mitteleuropäischen Welt überhaupt, als absolut Primäres und Apriori, als Substanz dieser Welt, dessen Rolle nicht die einer politischen Grösse neben anderen Grössen ist, sondern von dessen Gesundheit oder Krankheit die Existenz Europas überhaupt abhängig war, ist und bleiben wird’Ga naar voetnoot1. Historisch gezien heeft het Germaanse Rijk tweemaal deze vorm gezocht: het Staufische Rijk mislukte, omdat leiders dwaalden en geen ‘Führer’ konden zijn, het Bismarckeaanse, omdat hier niet de synthese van Volk en Macht gevonden werdGa naar voetnoot2. Nu breekt het Derde Rijk aan, met Hitler wordt de idee van ‘Das Ewige Reich’ eindelijk verwezenlijktGa naar voetnoot3. Samenvattend kunnen we dus de nazi-ideologie als volgt kort omschrijven: van vorm (1) bewust-propagandistisch, (2) opportunistisch, (3) pluralistisch en (4) Duits-chauvinistisch, en naar inhoud in twee richtingen, een rationaliserende en een mythologiserende, met de volgende nationaal-socialistische termen: a. ‘Dynamik’: (1) ‘Macht’, (2) ‘Raum’ en (3) ‘Führer’; b. ‘Mythos’: (1) ‘Rasse’, (2) ‘Volkstum’ en (3) ‘Reich’Ga naar voetnoot4. Ben ik met deze typering van de nazi-ideologie te positief geweest? Natuurlijk is het mogelijk ook deze ideologie geheel negatief te typeren als b.v. anti-parlementair, anti-semietisch, nihilistisch, anti-bolsjewistisch etc. Maar ik geloof dat dit niet juist zou zijn. Een ideologie is op zichzelf een rechtvaardiging, waarin dus de mens ook zijn negatief-gerichte daden poogt te interpreteren in positieve zin. Alleen de ideologische rechtvaardiging verklaart, waarom zovelen zich niet alleen mee hebben laten slepen, maar zich ook binnen deze ideologie konden inkapselen met een gevoel van idealisme. Want een schone ideologie kan dienen ter rechtvaardiging van hevige gruweldaden en wanbeleid. Achter de fraaie woorden stond de macht van het geweld en de misdaad, achter de vrinde- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||
lijk- of sentimenteel-romantische geleerde stond de kampbeul. In deze studie zullen wij meer zien van de idealistische geleerden die de nazi-ideologie dienden, maar nooit mogen we dan vergeten, dat zij stonden in één ‘rassische’, volkse gemeenschap schouder aan schouder met de beul, die de vergassing voltrok, of de generaal, die een razzia gelastte. En dat zij allen alles zetten op die éne kaart, in zijn demonie en schrikwekkendheid de gruwelijkste van allen, Adolf Hitler, de ‘Führer’. |
|