Highgate, 17 september 1853
De ene brief na de andere overviel Van Lennep in deze tijd. Het wachten op commentaar duurde Van de Linde te lang.
Zaturdag 17 September '53
Ik word zoo heet op een antwoord als gember.
Waarde Van Lennep
Ik denk mijn hersens uit mijn brein, en mijn brein uit mijn pan en mijn pan uit mijn hoofd en mijn hoofd uit mijn hoed en mijn hoed uit mijn hoedendoos en mijn hoedendoos uit de hoedenmakers winkel, zonder te begrijpen wáárom gij mij niet schrijft; terwijl ik mij hier nacht en dag zit af te tobben, en mijn afgeschreven vingers uit mijn leêggemergeld lichaam zit te werken, dat er zoo krank en mat en afgelopen uitziet als de ziekkeoppaster van een geest in arrebeid! Zoo gij het ‘pootjen’ hebt in uw schrijfpootjen, waarom dit niet geschreven? - In ernst; zoo gij soms reeds geschreven hebt, en onze brieven zich mochten kruissen, antwoord mij dan nochthands zonder fout op deez' mijn laatsten; ik meen inleggenden; dan weet ik ten minste of gij alles hebt ontfangen en wat er van alles, etcetera zij.
En, tot uw antwoord gaat op weg,
Mijn pen voor eeuwig nederleg.
Vale et ama T.T. Gerard