Waarde Van Lennep, Gelijk ik gisteren sprak, ik begrijp volstrekt de manier niet waarop gij manoeuvreert met uw brieven. Maandag tegen 11 ure a.m. komt no 1, in 't Hollandsch waarin gij, na ons aangekondigd te hebben dat wie dien brief voor 't schrift van een drenkeling houdt, het mis heeft, ons tevens meldt dat uw zoon een week te London denkt te komen doorbrengen en ons tusschen den 18 en 22sten een bezoek te geven. ‘Dat's heel goed’ zeg ik; ‘Ja capitaal’ vervolgt mijn vrouw in 't Fransch, ‘doch hoe dwaas denzelfden avond naar London terug te keeren’. Hierop komt uw brief no 2, denzelfden dag als no 1, doch een uur of drie later, waarin gij ons op zijn Fransch meldt dat wij het genoegen zullen hebben uw zoon hier te zien in plaats van bij voormelden onbekenden Londenaar. ‘C'est beaucoup mieux comme cela’ zegt nu mijn vrouw in 't Engelsch, terwijl ik er in mijn moedertaal bijvoeg ‘Most decidedly, I am quite of your opinion’. Hierop steek ik uw twee brieven in mijn zak om beiden op mijn gemak den volgenden dag (dingsdag) te beantwoorden. Doch toen ik mij hiertoe gisteren stilletjens ging nederzetten stuift er - Hemel bewaart ons - een derde brief de kamer binnen, die eigenlijk bestemd scheen om, via Ostende, no 2 in te halen, of voorbij te lopen, doch die zich buiten adem schijnt gedraafd te hebben, daar hij een dag later aankomt dan no 2 en dus niets bevat dan oud nieuws tegen ½ sh. het half velletjen.
[...]