Waarde van Lennep
(1993)–De Schoolmeester– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Londen, 5 maart 1835Ten slotte deed zich de kans voor een kostschool over te nemen. Daarvoor moest Van de Linde een grote lening aangaan. Henry Philip Hope hielp hem in Engeland met een fors bedrag. Van Lennep bezocht in Nederland wat kennissen en familieleden en wist die in te schakelen voor een lening. Dat had hij al eerder gedaan, toen Van de Linde nog in Leiden zat. Oprecht bedankte Van de Linde de weldoeners die de ongelukkige ‘aan de maatschappij en aan het geluk’ teruggaven en beloofde gewetensvol zijn nieuwe beroep te zullen aanvaarden. Van Lennep had in een vertrouwelijk schrijven gevraagd aan de voormalige losbol of hij zich in staat voelde een dergelijke schuld en een dergelijke verplichting op zich te nemen. Hij vreesde dat een aantal minder fraaie karaktertrekken hem de taak te zwaar konden maken. In een trouwhartig antwoord ging Van de Linde op de beschuldigingen in.
[...] Eer ik overga om u eigenlijke facta mede te deelen vordert mijn pligt jegens u als mijn vriend en weldoener dat ik het toepasselijk gedeelte van uw' brief, hetwelk ik, verre van het u ten kwade te duiden, met dankbaarheid en gevoel heb ontfangen, volgens mijn geweten beantwoorde. Wat het eerste punt geduld en toegeefelijkheid betreft, ik moet met schaamte bekennen dat het gebrek aan beide deze hoedanigheden mij in mijn vorig leven dikwijls de bedoelingen mijner beste vrienden en well-wishers heeft doen miskennen en de oorzaak is geweest van onberekenbare schade die ik nog op dit oogenblik niet genoeg kan betreuren. Doch aan de andere | |
[pagina 78]
| |
zijde geloof ik dat men u dikwijls in dit opzigt mijn caracter van eene te ongunstige zijde heeft voorgesteld en ik mag bovendien de duizend en duizend moeyelijkheden met welke ik van den aanvang mijner academiesche loopbaan af te worstelen heb gehad, de bekrompen' toestand in welken ik altijd verkeerde, de verschrikkelijke omstandigheden onder welke mijne naaste betrekkingen gebukt gingen,Ga naar eind1 mijne ongelukkige verbindtenis met een meisje hetwelk ik had opgehouden te beminnen, maar bovenal de bewustheid van mijn' pligt te verzuimen, die gevaarlijkste vijand van welwillendheid jegens anderen wie dit verwijt niet geldt, van toegevendheid en aequanimiteit,Ga naar eind2 dit alles mag ik misschien bij een vriend als gij zijt, die bovendien het leven en het menschelijk hart kent, als eene ontschuldiging doen gelden. Ik leg thans, gelijk ik meermalen deed mijn gansche hart voor u bloot, en ik vorder van uwe vriendschap dat gij dezen brief aan niemand zult bekend maken, omdat hij eene belijdenis behelst die ik voor het oog van God voor u afleg en voor u alleen afleggen wil. Ik heb uw broederlijken raad uwe waarschuwingen en wenken met tranen gelezen, gij kent mij toch genoeg, om de opregtheid dezer verzekering niet in twijfel te trekken, en ik heb een naauwkeurig zelfonderzoek, als mijn eersten en heiligsten pligt gerekend, en na dit onderzoek, kan ik alle zwarigheden, die uwe vriendschap en uwe bezorgdheid voor mijn lot u hebben in de pen gegeven, op mijn geweten, uit den weg ruimen en zonder aarzeling, except de vrouwen. Doch wanneer gij verneemt wat ik omtrent dit punt u zal aanvoeren, hoop ik dat gij aan mijne verbetering ook ten dezen opzigte niet zult wanhopen. Laat ik u echter mogen herinneren dat hetgeen ik u thans schrijf het resultaat behelst van eene opregte en eerlijke zelfbeproeving. Om nu tot het eerste punt terug te keeren, ik zal u niet behoeven te verzekeren dat het leed hetwelk een gevolg is geweest van mijne dwaasheden en dat mij zoo pijnelijk heeft getroffen, mijn hart heeft week gemaakt en daardoor juist | |
[pagina 79]
| |
bruikbaarder voor den omgang met menschen en vooral met hen die de teregtwijzing en verbetering hunner vrienden onder hunne eerste pligten rekenen. Hieromtrent kan ik u dus volkomen gerust stellen, en zoo gij mij in dit opzigt voor een Moriaan hebt aangezien u verzekeren uit den grond van mijn hart dat ik tot de uitzonderingen op dit spreekwoord behoor. Om het ernstige van dezen brief een weinig af te wisselen, zou ik hierbij kunnen voegen dat ik altijd veel van kinderen heb gehouden en, zoo gij het goedvindt, bij voortduring ook op mijne school, door mijn gedrag jegens deze kleinen, het hart hunner moeders zal trachten te winnen; doch dit is laffe non-sense en ik hoop dat gij het als zoodanig beschouwen zult, na er eerst om gelagchen te hebben, en het vervolgens vergeten. Het tweede punt betreft het geld. Ik kan hierop alleen antwoorden door u weder terug te wijzen op mijnen vorigen onzekeren en pijnelijken toestand en door u te verzekeren met uwe eigen woorden, dat ik elken penny dien ik onnodig zou willen uitgeven als een diefstal beschouwen zal jegens mijne beste vrienden gepleegd. Indien ik u mag herinneren, hetgeen ik u eenmaal zeide aangaande het geld door uwe familie tot voortzetting mijner studie bijeen gebragt, aan den hoogen prijs dien ik altijd aan uwe genegenheid en achting gehecht heb, en aan het leergeld hetwelk ik voor mijne ligtzinnigheid heb moeten betalen, dan zult gij toch wel gevoelen dat hetgeen gij en uwe vrienden thans voor mij doet mij bewaren zal van de geringste afwijking, die mijn onherstelbaar ongeluk zou na zich slepen en mij bovendien in de oogen van hem dien ik steeds als een' mijner getrouwste en beste vrienden heb vereerd en bemind, verachtelijk maken. Nu de vrouwen. Vóór ik met Leentje kennis maakte heeft niemand mij van deze zwakheid kunnen beschuldigen. De oorzaak dat ik er voor bezweken ben is vooreerst eene ligtzinnige verbindtenis met mijn meisje te Rotterdam die ik echter gedurende drie volle jaren in den striktsten zin van het woord getrouw ben geble- | |
[pagina 80]
| |
ven, indien mijne omstandigheden mij niet verhinderd hadden haar vroeger te trouwen zou ik mij waarschijnlijk nimmer eene overtreding van dien aard hebben te verwijten gehad. Eene tweede en gewigtige oorzaak is mijn omgang met Soek geweest. Ik wil hier echter niets verder van zeggen en ik vertrouw dat gij deze citatie niet verkeerd zult uitleggen, ik leg mijn hart voor u bloot en open doch voor u alleen en voeg alleen de verzekering hierbij dat het te voren nimmer mijn zwak was de vrouwen na te loopen gelijk gij gewis van Willem en Aart nog zult kunnen vernemen. Voor het overige beloof ik u plegtig dat ik geene poging onbeproefd zal laten om het onkruid uit te roeijen, en dat ik ernstig zal strijden, om ook in dit opzigt uwe verwachting niet te beschamen. Meer kan ik voor het oogenblik niet zeggen, dan dat ik zoo de zaken goed gaan, gelijk ik hoop, na den raad mijner vrienden en beschermers gevraagd en behartigd te hebben spoedig hoop te trouwen. Wees echter gerust dat ik thans nog niets in het oog heb. [...] |
|